“Een aangifte wegens administratieve onregelmatigheid betreffende reisbewegingen van grensoverschrijdende aard.” Dit is natuurlijk een draak van een zin, maar voor hoofdpersoon Félix Chacaltana Saldívar is zo’n officieel ambtsbericht elegant proza. Typerend voor het personage, gelukkig niet kenmerkend voor de schrijfstijl van de Peruaan Santiago Roncagliolo (1975), de auteur van Bloed aan de paal.
Chacaltana werkt in het paleis van justitie in Lima, in het archief van de rechterlijke macht, een souterrain zonder ramen, vol uitpuilende archiefkasten. Zijn gezapige leventje wordt ontregeld wanneer de aangifte tegen ene Nepumucero Valdivia niet voldoet aan de vereisten. Archiveren is dus geen optie. Chacaltana is namelijk het toonbeeld van een overijverige bureaucraat met een buitengewoon ontwikkeld plichtsbesef. Roncagliolo voerde dit personage eerder op in zijn roman Aprilrood (2007), die bekroond werd met de prestigieuze Alfaguaraprijs.
In de ogen van zijn chef Arturo is Chacaltana een uitslover. Zijn lakse superieur noemt hem – soms badinerend, soms vaderlijk bedoeld – Félixje. Met zijn credo ‘niets doen, dan maak je ook geen vijanden’ en nonchalante houding zit Arturo zijn dagen uit. Een mooi contrast met zijn ondergeschikte. Chacaltana, begin twintig, is een onbeholpen en verlegen einzelgänger, die uit pure onervarenheid en keurigheid moeite heeft om zijn vriendin Cecilia het hof te maken. Zijn thuissituatie – Chacaltana woont met zijn dominante, katholieke moeder; zijn vader is overleden – maakt het er ook niet beter op.
Het verhaal opent met een achtervolging, als een man met een pakketje op de vlucht wordt beschoten. De straten van Lima zijn leeg en verlaten, binnen in de huizen klinkt het volkslied op de televisies. Het is 1978. Het WK voetbal in Argentinië is in volle gang, Peru moet spelen en er wordt een moord gepleegd. Ongewild raakt Chacaltana betrokken bij deze zaak. Hoewel hij zeker niet de aangewezen persoon is om het mysterie op te lossen, beslist het lot anders. En dankzij zijn ambtelijke inborst, loyaliteit en eergevoel komt hij verder dan iedereen zou denken.
Als zijn enige vriend, de stipte en betrouwbare Joaquín Calvo, niet komt opdagen op een afspraak, gaat Chacaltana op onderzoek uit. Chacaltana leert een verborgen, politieke kant van zijn vriend kennen en raakt verstrikt in een reeks van gebeurtenissen waarbij hij zijn leven niet zeker is.
Freek
Roncagliolo houdt vaart in het verhaal en maakt de lezer nieuwsgierig naar het verloop en de afloop van het verhaal, dat wordt afgewisseld met spannende fragmenten van de WK-wedstrijden.
De Nederlandse titel roept associaties op met het gelijknamige protestprogramma van Neerlands Hoop, waarmee Freek de Jonge en Bram Vermeulen destijds protesteerden tegen de Nederlandse deelname aan het WK voetbal in het Argentinië van de militaire dictator Jorge Videla. Dit boek heeft niets te maken met de Nederlandse theatermakers, maar het gaat wel over hetzelfde onderwerp. De oorspronkelijke Spaanstalige titel van het boek luidt La pena máxima, wat een dubbele betekenis heeft. In de voetballerij staat het voor strafschop. In de context van het verhaal betekent het doodstraf.
Door zijn zoektocht komt Chacaltana in aanraking met de militairen. Wanneer deze zijn medewerking gebieden, stemt hij met trots en enthousiasme toe, want naïef als hij is gelooft hij oprecht in de goede intenties en capaciteiten van de militairen. “Dit land heeft orde nodig.” Maar gaandeweg wordt de situatie ongemakkelijk, als de dictatuur via de wanstaltige (martel)praktijken van de militairen beetje bij beetje het verhaal binnendruppelt. Dat besef dringt ook door tot Chacaltana.
Zo raakt Chacaltana betrokken bij Operatie Condor, het samenwerkingsverband tussen militaire regimes van verschillende Zuid-Amerikaanse landen in de jaren zeventig van de vorige eeuw in hun gemeenschappelijke strijd tegen linkse subversieven. Roncagliolo behandelt met deze roman een donkere periode uit het recente verleden, waarbij de relatief milde Peruaanse dictatuur samenwerkte met de veel ergere Argentijnse evenknie.
Stuntelaar
Chacaltana is een figuur apart. Hij comprimeert de wereld en de gebeurtenissen om hem heen tot wettelijke richtlijnen en overtredingen daarvan. Hij leeft bij voorkeur in zijn veilige wereldje, een geordend, overzichtelijk universum van dossiers. Toch is Chacaltana geen irritant of vermoeiend personage. Integendeel, zijn zucht naar regels is grappig en neemt je voor hem in, omdat hij vol goede bedoelingen zit en integer is. Je sympathie ligt bij hem, omdat zijn strijd om zich staande te houden in een chaotische wereld aandoenlijk en tegelijkertijd bespottelijk is. Het is makkelijk om je te vereenzelvigen met Chacaltana; je gunt deze stuntelaar het beste. En het mooie is, Chacaltana verandert naarmate het verhaal vordert en zijn onschuld verliest. Hij is niet meer de man die alles voor zoete koek slikt.
Bloed aan de paal houdt het midden tussen spionageverhaal en een avonturenroman, een literaire thriller en een politieke roman. Het is zeker géén voetbalboek. Roncagliolo verhaalt over een sleutelperiode in de Peruaanse geschiedenis, over de overgang van militair regime naar democratie. Het is een boeiend boek dat veel lezers verdient.
Santiago Roncagliolo, Meridiaan Uitgevers, 2015, Amsterdam, ISBN 9789048824397, 397 pag., €16,95, vertaling: Peter Valkenet
Lees ook de recensie van Roncagliolo’s roman Schaamte