De meningen over de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes lopen sterk uiteen. Sommigen zien in hem een kandidaat voor de Nobelprijs; anderen vinden hem een tamelijk overschatte schrijver die hoogstens met De dood van Artemio Cruz in 1962 een meesterwerk heeft geproduceerd en dit niveau daarna nog maar zelden heeft weten te bereiken. Punt van discussie zijn meestal de uitgebreide filosofische beschouwingen waarop de auteur zijn lezers graag trakteert. Daarin kun je, naast een virtuoze schrijfstijl, juist de literaire kracht van zijn werk zien, maar critici vinden het vaak te wijdlopig, onbegrijpelijk of ten koste gaan van het verhaal.
De kritieken op het onlangs in Nederlandse vertaling verschenen De wil en het lot – in 2008 in het Spaans uitgebracht als La voluntad y la fortuna – zullen vermoedelijk niet van dit patroon afwijken. In bijna vijfhonderd pagina’s trekt Fuentes opnieuw meer ruimte uit voor uitwijdingen dan voor de verhaallijn. Meeslepend is het verhaal dan ook slechts bij tijd en wijle.
De hoofdpersoon van het boek is Josué. Een intelligente wees van ongeveer dertig jaar oud. Zijn afgehakte hoofd, dat op het strand van Acapulco aan de Stille Oceaan ligt, vertelt hoe het daar terechtgekomen is. Josué deelt alles met zijn boezemvriend Jericó, eveneens een wees. De jongemannen moeten hun even zelf inhoud geven en doen dat door zich filosofisch te ontwikkelen. Ze staan onder sterke invloed van een tweetal leermeesters en dringen snel door tot de Mexicaanse elite. Jericó wordt persoonlijk adviseur van de president en Josué gaat werken voor een van de belangrijkste zakenmannen van het land, Max Monroy, die een imperium van mobiele telefonie heeft opgebouwd. Dit drijft de vrienden uiteindelijk uit elkaar. Alle personages uit het boek lijken te worstelen met de onverenigbaarheid van hun wil en het onvermijdelijke lot. Meer dan zijn eigen wil bepaalt de wil van anderen het lot van Josué.
De filosofische beschouwingen van de inmiddels 81-jarige Carlos Fuentes gaan vaak over Mexico, dit keer in het bijzonder over Mexico-Stad en zijn elite, waarbinnen het draait om macht, geld, corruptie en seks. Het hele oeuvre van Fuentes wordt wel gezien als een kroniek van Mexico en zijn identiteit. De in Panama geboren schrijver, die ambassadeur was in Parijs en literatuurdocent in de Verenigde Staten, blijkt steeds weer goed in staat om zijn land te typeren. Fuentes benadrukt dit perspectief in De wil en het lot door plaatsbepalingen steeds heel scherp aan te geven (veel werkelijk bestaande locaties en straatnamen), maar tijdsbepalingen vager te houden. Slechts uit het gebruik van moderne media in het boek kun je afleidden dat het verhaal zich afspeelt in de huidige tijd.
De uitdaging voor de lezer is om de symboliek te doorzien. De worsteling met de wil en het lot die Josué doormaakt, maakt ook Mexico door. De zakenman in het verhaal overvleugelt in macht de president en heeft het volk meer te bieden, namelijk mobiele telefoons. Zo is het ook in het hedendaagse Mexico. De zakenmannen behoren tot de rijksten der aarde, terwijl de president niet opgewassen is tegen de drugsmaffia en zijn land niet de gewenste rol als invloedrijke economische tijger kan laten spelen. Het afgehakte hoofd van de hoofdpersoon en een paar andere voorbeelden van absurd geweld zijn ondubbelzinnige verwijzingen naar de drugsoorlog die Mexico de laatste jaren beheerst en waarin onthoofdingen aan de orde van de dag zijn. Heel duidelijk en genadeloos is Carlos Fuentes als hij Josué laat zeggen: “Wij in Mexico, in heel Latijns Amerika, denken dat de retoriek de realiteit is. Vooruitgang, democratie, gerechtigheid. We hoeven die woorden maar uit te spreken of we geloven al dat ze waar zijn. Daarom gaan we van de ene mislukking naar de andere.”
Uitgeverij J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 2010, ISBN 9789029085120, 495 pag., €24,50
Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu