Recensies boeken

Goud en Indianen. Het journaal van Hendrick Brouwers expeditie naar Chili in 1643.

18 februari 2016

Auteur: Jan de Kievid

De Nederlander Hendrick Brouwer (1581-1643) is een bekende naam in het regionale museum van Ancud op het eiland Chiloé, ruim duizend kilometer ten zuiden van Santiago. Een fraaie expositie met documenten, tekeningen, landkaarten en andere voorwerpen toont expedities van Nederlandse zeelieden, aangeduid als kapers, naar het eiland. De eerste was in 1600, de tweede in 1643 onder leiding van Brouwer, naar wie daar destijds een Brouwershaven werd genoemd.

Brouwers reisverslag is eind 2015 met als titel Goud en Indianen integraal uitgegeven en uitgebreid ingeleid door de pas gepensioneerde Leidse hoogleraar Zeegeschiedenis Henk den Heijer. Al in 1646 verscheen in Amsterdam een bewerkte en sterk verkorte versie van het verslag, dat in 1649 ook in het Duits, in 1732 in het Engels en in 1892 en 1923 in het Spaans in Chili werd uitgegeven. Den Heijer heeft niet opnieuw de boektekst van 1646, maar voor het eerst het veel uitgebreidere geschreven reisverslag bij Walburg Pers uitgegeven, aangevuld met een paar andere documenten. Alles in de originele spelling, gelukkig met verklarende noten.

De expeditie paste binnen de Nederlandse politiek van overzeese expansie. De West-Indische Compagnie (WIC) had een kolonie gesticht in noordoost Brazilië rond Recife en wilde haar gebied uitbreiden aan de westkust van Zuid-Amerika. Daarvoor moest in de Spaanse kolonie Chili een bruggenhoofd gevestigd worden: als basis voor handel en goudwinning én om de positie en inkomsten van de Spanjaarden – in oorlog met de Nederlandse Republiek – aan te tasten. Mogelijk zou de Spaanse geldbron bij uitstek, de rijke zilvermijnen van Potosí in het huidige Bolivia, veroverd kunnen worden.

“Valiante daden”

Brouwer krijgt uitgebreide instructies van de WIC-leiding. Hij moet de indiaanse leiders duidelijk maken dat hij “hunne valiante daden jnden oorloge… zedert het jaer 1555 tegen de Spagnaerden” waardeert en erop wijzen dat Nederland ook “omtrent 80 jaren tegens de Spagnaerden heeft geoorlocht om der selver vrijheijt.” Een mooie basis voor een bondgenootschap. Brouwer moet de “Chilesen”, zoals de indianen worden genoemd, wapens verkopen, tegen voedsel of goud, om de Spanjaarden uit Chili te verdrijven. Hij moet de verlaten stad Valdivia (in de tekst Baldivia) opnieuw versterken en als uitgangspunt gebruiken. En natuurlijk onderzoeken hoe er zo veel mogelijk goud, “dat gedacht wert daer overvloedich te sijn”, gehaald kan worden. Brouwer moet ook de “ware gereformeerde religie in die quartieren” bevorderen en “alle heijdensche blintheijt ende superstitiën des pausdoms” wegnemen. Daarover lezen we in het verslag niks meer, wel over goud.

Zeemanskunst

De ervaren zeevaarder en bestuurder Brouwer, eerder gouverneur van Oost-Indië, vertrekt half januari 1643 uit Recife met vijf schepen met 656 mensen: de helft bemanning en de helft soldaten. We lezen uitgebreid over hevige stormen, ontberingen en de communicatie tussen de schepen die elkaar regelmatig uit zicht verliezen. Het ronden van Kaap Hoorn vereist veel zeemanskunst. Als het kouder wordt, daalt het rantsoen drinkwater, maar gaat dat van wijn en brandewijn omhoog.

Eind april bereiken ze het door de Spanjaarden gecontroleerde Chileense eiland Chiloé. Meteen doorvaren naar Valdivia is onmogelijk. De schepen moeten worden gerepareerd en de Hollanders moeten eerst vriendschap sluiten met de “Chilesen” om tegen de Spanjaarden te vechten. Lange tijd zitten ze letterlijk en figuurlijk in de mist. Op een eiland met een oppervlakte van een vijfde van Nederland met een paar duizend inwoners zien ze af en toe mensen die zich snel uit de voeten maken. Ze pakken een “Chilees” op om informatie te verzamelen, maar die kent alleen z’n eigen taal. Bij schermutselingen met Spaanse soldaten vallen een paar doden. De Nederlanders verwoesten het verlaten hoofdstadje Castro.

“Quade weer van storm”

De “Chilesen” dragen vreemde kleding: “een wit cleetje langh drie ellen ende small anderthalf ellen, alwaer doort midden vant selve sijn hooft doorstack ende alsoo omt lijff lijt hangen van wolle geweven”, vermoedelijk de oudste Nederlandse beschrijving van een poncho. Pas na twee en een halve maand komt er wat vaart in als een gevangen Spanjaard als tolk kan dienen bij verhoren van inheemsen. Een scheepsofficier is gelukkig “seer prompt inde Spaanse tale”. In het verslag zijn een paar verhoren opgenomen. De Hollanders willen vooral weten waar Spaanse soldaten zitten, hoeveel er zijn en hoe de situatie in Valdivia is. De antwoorden variëren van behoorlijk gedetailleerd tot vrijwel nietszeggend. Daarnaast: is het hier altijd zulk rotweer (“quade weer van storm”)? Ja, vaak nog erger. Anno 2016 is op dit punt nog weinig veranderd. En natuurlijk: waar is goud te vinden? Nergens, of: vroeger wel, maar nu niet meer.

Geleidelijk komen wat “Chilesen” naar de schepen. Omdat daar ook vrouwen bij zijn, verordonneren de Hollandse commandanten dat een Hollander die een vrouw verkracht, gefusilleerd zal worden. We lezen hier verder niets meer over. Een grote tegenslag is het overlijden van de zieke Brouwer begin augustus. Elias Herckmans volgt hem op. Eind augustus varen de schepen langs de kust naar het 250 km noordelijkere Valdivia, met aan boord 470 Chilese mannen, vrouwen en kinderen die vrijwillig meegaan. Valdivia, een belangrijke koloniale stad, was in 1599 door opstandige indianen verwoest en niet meer opgebouwd. Hier willen de Hollanders een vesting bouwen als uitgangspunt voor verdere expansie.

Herckmans spreekt daar met behulp van tolken 1200 hoofdmannen en gewone indianen toe. Hij vergelijkt hun strijd tegen de Spanjaarden met de Nederlandse, en belooft hen wapens als ze de Nederlanders van eten voorzien. Dan begint Herckmans over goud dat “alhier in groote abondantie in diversche bergen te vinden is”. De hoofdmannen zeggen daarvan niks te weten. Ze herinneren zich wel dat hun voorouders in goud moesten betalen aan de Spanjaarden. Als ze niet genoeg gaven, werden oren of neuzen afgesneden. Het doet hen daarom pijn “de name van gout” te horen.

Aftocht

Eind september stuurt Herckmans zijn tweede man, Elbert Crispijnsen, naar Recife met optimistische berichten. Die denkt, blijkens zijn in het boek opgenomen verslag, zelfs aan het veroveren van Potosí. Geen sinecure, op 4000 meter hoogte en hemelsbreed 3500 km van Valdivia. Dan gaat het snel bergafwaarts. Er gaat een gerucht (dat later niet blijkt te kloppen) dat 2000 Spaanse soldaten onderweg zijn om de Nederlanders te verdrijven. Een vijftigtal Nederlandse soldaten (volgens een Spaanse bron van Franse en Duitse herkomst) zou zich willen aansluiten bij de Spanjaarden. Ze worden opgepakt en gestraft: zeven worden ter dood gebracht. Veel indianen vertrouwen, na Herckmans’ opmerkingen over goud, de Nederlanders niet meer en komen niet met eten over de brug, terwijl er al zo weinig is. En de indianen zijn volgens de Nederlanders “groff int verstand” en “seer trach (traag) tot den arbeid”. Ze willen niet in de mijnen werken. Eind oktober vertrekt Herckmans met de resterende schepen. In Recife krijgt hij van z’n bazen flink op z’n kop dat hij de aftocht heeft geblazen. Hij zou daarvoor een veroordeling kunnen krijgen, maar sterft acht dagen na aankomst. De Braziliaanse kolonie verkeert in moeilijkheden en de WIC is bijna failliet. Er komt geen vervolgexpeditie meer.

Bij de Spanjaarden zit de schrik voor het “Hollandse gevaar” er echter goed in. De gouverneur van Chili vraagt de onderkoning in Lima om schepen en troepen. Die bereiken begin 1645 Valdivia, waar de Hollanders al meer dan een jaar weg zijn. Ze bouwen er een fort en legeren er 700 soldaten. Aan de Hollanders herinnert nog alleen het museum in Ancud.

Misser

Het zeventiende-eeuwse Nederlands leest niet meteen makkelijk, maar als je doorzet krijg je een boeiend beeld van zo’n expeditie, en vooral hoe moeizaam het allemaal ging. Dat alles uiteraard beschreven vanuit het Nederlandse perspectief van die tijd. Wel zal een meer in Latijns Amerika dan in zeevaart geïnteresseerde bij het eerste deel regelmatig doorbladeren. Een misser in deze bronnenuitgave is dat belangrijke gegevens over de laatste maanden in Chili niet in de opgenomen teksten staan, maar alleen kort in de inleiding van Den Heijer. Bijvoorbeeld over hoe de Nederlanders Valdivia aantreffen, hun contacten met indiaanse leiders en waarom ze vertrekken. Dat alles staat wel uitgebreid in een tekst in de gedrukte Nederlandse uitgave uit 1646, van daaruit ook in de Chileense editie. Den Heijer verwijst in de Verantwoording kort naar deze tekst, maar zegt niet waarom die nu niet is gepubliceerd. Voor bijna de helft komt die tekst overeen met het wel opgenomen verslag van Crispijnsen, die eerder naar Recife vertrok. Als we die verdubbeling eruit halen, resteert nog een tiental pagina’s met wezenlijke informatie over de laatste maanden, waarin meer duidelijk wordt dan in langere, wel opgenomen tekstendelen. Het is daarom jammer dat het verder prachtig en zorgvuldig uitgegeven boek de lezer niet de kans biedt het hele verhaal in oorspronkelijke bronnen te lezen.

Misschien is het niet gebruikelijk bij deze bronnenuitgaven van de Linschooten-Vereeniging die sinds ruim een eeuw jaarlijks een historisch reisverhaal publiceert. Maar ik zou graag iets vernemen over de betekenis van zo’n verhaal als bron voor de geschiedschrijving. Hier dus niet alleen over de Nederlandse zeevaart, maar ook over de verhoudingen in Chili. Voor zover ik dat kan overzien, wordt in Chili vooral de niet opgenomen tekst regelmatig gebruikt, bijvoorbeeld door José Bengoa, de belangrijkste kenner van de geschiedenis van de inheemse bevolking. Hij citeert veel uit die tekst, met daarbij wel kritische opmerkingen over zaken die de Nederlandse zeevaarders echt niet begrepen.

De Nederlandse uitgave uit 1646 en de Chileense van 1923(1928) staan integraal op internet: Jornael ende historis verhael Hendrick Brouwer en Navegantes holandeses en Chile.

Goud en Indianen. Het journaal van Hendrick Brouwers expeditie naar Chili in 1643. Bezorgd en ingeleid door Henk den Heijer. Walburg Pers, Zutphen, 2015, 344 pag., ISBN 9789462490529, €44,22

 

Gerelateerde berichten

De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname

De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname

Het plantageproject waar je spaargeld in zit gaat failliet, de boot waarmee je toeristentrips uitvoert zinkt. Wat doe je dan? Van de nood een deugd maken, dat is de aanpak van de Surinaams-Nederlandse Tessa Leuwsha (1967) en haar Surinaamse partner Sirano Zalman. Samen varen ze het binnenland in met een oude garnalenboot, het avontuur tegemoet. Hun ervaringen tekent Leuwsha op in De wilde vaart. Op zoek naar de veerkracht van Suriname.

Lees meer
Jaguar

Jaguar

In zijn debuutroman Jaguar vertelt de Colombiaanse schrijver Santiago Wills de bloedige recente geschiedenis van zijn land aan de hand van het levensverhaal van de paramilitaire commandant Martín Pardo en zijn half tamme jaguar Ronco.

Lees meer
De vlaktes

De vlaktes

De vlaktes van de Argentijnse schrijver Federico Falco (1977) behoorde in 2020 tot de finalisten voor de Spaanse Premio Herralde de Novela en is nu in het Nederlands vertaald. Een boek over rouw en verlies, die de verteller de stad doen ontvluchten en terugkeren naar het landschap van zijn jeugd, de uitgestrekte pampa. In de stilte kijkt hij terug op de breuk met zijn geliefde. De moestuin en zijn herinneringen helpen hem zich opnieuw te hechten, aan de eindeloze vlaktes om hem heen.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This