De Jeanne d’Arc van de Andes of een elitaire, egoïstische politica die uiteindelijk niets voor elkaar kreeg? De meningen over Ingrid Betancourt (1961) lopen nogal uiteen. Geïntrigeerd door deze extremen schreef de Nederlandse journalist, La Chispa-correspondent en historicus Nico Verbeek (1961) een biografie over deze polemische Colombiaanse dame: Ingrid Betancourt. De vrouw die president wilde worden.
Aan het begin van dit millenium was de ster van Betancourt als opkomende politica rijzende. In haar boek Woede in het hart presenteerde ze zichzelf als bestrijder van corruptie en vriendjespolitiek. Dit beeld beklijfde in het buitenland helemaal toen in 2002 de guerrillabeweging FARC na het mislukken van de vredesonderhandelingen Betancourt samen met haar campagneleider Clara Rojas ontvoerde. Ze verwierf een heldenstatus, met name in Frankrijk, het land waarvan ze door een huwelijk met een Franse diplomaat ook de nationaliteit had. In 2008 bevrijdde het Colombiaanse leger Betancourt tijdens de even zorgvuldig voorbereide als spectaculaire reddingsactie Operatie Schaak. Samen met andere Colombiaanse politici en Amerikaanse gijzelaars.
Het boek is geschreven vanuit de ik-persoon en verhalend van opzet. Als lezer volgen we Verbeek stap voor stap in Colombia, waar hij op zoek gaat naar het verhaal van deze spraakmakende figuur uit de Colombiaanse politiek. Door uitgebreid archief- en literatuuronderzoek en gesprekken met een groot aantal sleutelpersonen uit haar omgeving krijgt Verbeek informatie, waardoor hij het geïdealiseerde beeld van heldin – dat vooral buiten Colombia bestaat – geleidelijk moet bijstellen.
Door haar gijzeling werd Betancourt ereburger in steden over de hele wereld. Haar moeder Yolanda Pulecio ontving namens haar dochter de Nederlandse Geuzenpenning in 2004 uit handen van prinses Máxima. Wereldwijd richtten burgers solidariteitscomités op voor deze vrouw, die een symbool werd voor alle gijzelaars van de FARC.
Verbeek plaatst kritische noten bij de kritiekloze verafgoding die vooral buiten Colombia gemeengoed was. Betancourt predikt vurig, maar bij haarzelf blijkt ook sprake van belangenverstrengeling. Ze vecht de beslissing aan om Galil-geweren voor het Colombiaanse leger aan te schaffen, terwijl ze banden heeft met de Amerikaanse wapenfabrikant Colt. Verder krijgt ze zo ongeveer ruzie met iedereen die haar pad kruist, zo merkt Verbeek op, die veel van hen persoonlijk heeft gesproken. Volgens Verbeek pretendeerde Betancourt de politiek van Colombia te willen veranderen via haar carrière als parlementariër en senator, maar ontbrak het haar simpelweg aan inhoud. Ook op haar populariteit is het nodige af te dingen. Als presidentskandidate kwam ze nooit boven de twee procent uit in de peilingen. Haar grootste kracht is wellicht dat ze mediageniek is, denkt Verbeek.
Met dit boek levert Verbeek een gedegen biografie af van een van Colombia’s bekendste en meest polemische figuren. Hij is duidelijk goed ingevoerd in het land en heeft zijn huiswerk meer dan gedaan. Op zijn zoektocht naar Betancourt ontmoet hij diverse interessante personages: voormalige guerrillero’s, politici, journalisten en andere mensen die een rol hebben gespeeld in haar leven. Historische achtergronden geven de lezer houvast en perspectief.
Waar de biografie soms een beetje schuurt, is de vorm waarin Verbeek het verhaal heeft gegoten. Wanneer hij zichzelf in het verhaal opvoert, krijgt het soms iets kunstmatigs. Het persoonlijke onderzoeksverhaal komt niet altijd helemaal uit de verf. Gelukkig compenseert Verbeek dit ruimschoots met zijn analyserende en journalistieke vaardigheden, die de kern van de biografie vormen. Deze heldere stijl kennen we uit zijn boek Pablo Escobar. De man achter de mythe (2006). Verbeeks oordeel is niet mals, maar zijn kritiek is goed onderbouwd en hij geeft inzicht in het leven van een intrigerende vrouw.