Kunst & Cultuur

Schering en inslag

1 november 2018

Marjolein Keijsper

Geweven identiteit in Guatemala

In 2003 stapte ik voor het eerst op het vliegtuig naar Guatemala. Met tien woorden Spaans, wat informatie uit een boekje over de Mayacultuur en met een grote fascinatie voor door vrouwen op een heupweefgetouw geweven stoffen. Veel vrouwenassociaties waren opgericht net na het beëindigen van de burgeroorlog in 1996. Oorlogsweduwen stonden er alleen voor; zorgen voor de grote schare kinderen en werken op het land waren hun voornaamste taken. Met weven kon ze wat extra geld verdienen. Veel buitenlandse ngo’s kwamen in deze periode naar Guatemala om het land te helpen bij de wederopbouw, bijvoorbeeld door het ondersteunen van vrouwengroepen. Al vrij snel veranderde ontwikkelingshulp in economische ontwikkeling; hieronder viel ook de ambachtelijk geproduceerde textiel.

Net als in veel andere landen nam de productie en verkoop van traditionele textiel af. Daarvoor in de plaats kwam goedkoop geproduceerde modieuze westerse kleding, ook in Guatemala. De Guatemalteekse jeugd ging steeds meer westerse kleding dragen. Daartegenover ontstond in Europa en de Verenigde Staten ook een tegenbeweging met juist een groeiende belangstelling voor ambacht en tradities. Mijn opdracht was om die beweging te ondersteunen. Hier kon ik nieuwe producten ontwerpen en ontwikkelen, gericht op de smaak en wensen van nieuwe consumenten met het behoud van ambacht en tradities. Ik verzorgde trainingen over productieprocessen, kwaliteit, marketing en certificering. Zo kon ik bijdragen aan de economische ontwikkeling zodat deze vrouwengroepen op termijn deze activiteiten zelfstandig konden voortzetten en ontwikkelen.

Huipil of blouse?

Vooral in de hooglanden en rond het meer van Atitlán gaan met name vrouwen nog gekleed in traje (klederdracht). Er is nog een vijftal dorpen waar ook een aantal mannen de voorkeur geeft aan de traditionele dracht. Doordat mannen meer gereisd hadden en zo in contact kwamen met andere mensen en gebruiken, gingen ze eerder westerse kleding dragen.

Traditioneel bestaat de dracht van een inheemse vrouw uit een huipil (traditionele blouse), een corte (rok) met faja (geweven tailleband waarmee de rok op zijn plaats gehouden wordt) en een cinta (haarband om het haar dat nooit geknipt wordt omhoog te binden). De huipil is het belangrijkste onderdeel van de dracht. Hierin worden elementen uit de directe omgeving, zoals maïs, vogels, bloemen en vulkanen weergegeven in ingeweven motieven. Naast natuur en dieren komen geometrische figuren voor. Volgens antropologen staan deze voor abstracte begrippen uit de oude Mayacultuur. Als textielexpert zou je het ook kunnen zien als het resultaat van de techniek van het weven.

Exclusief en kostbaar

Een complete outfit (dracht) bestaand uit een huipil, corte, faja en cinta kost, als je het in opdracht laat weven, gemiddeld tussen de 300 en 1000 Euro afhankelijk van het gebruikte materiaal en de complexiteit van het aantal ingeweven of geborduurde motieven. Veel vrouwen bezitten slechts twee of drie verschillende sets en ze gaan jarenlang mee. Word je wat dikker, dan knoop je de faja wat losser rond de taille en voor het geven van borstvoeding wordt tijdelijk een zijnaad losgetornd. Het weefsel is stevig en zal niet snel slijten. Dat moet ook, want het is een kostbaar bezit in een land waar het minimumloon, dat velen niet eens krijgen, zo´n 280 euro per maand bedraagt. De kwaliteit van het gebruikte garen is dus belangrijk. Ook moet het kleurvast zijn om uitlopen van de grote verscheidenheid aan kleuren tijdens het wassen te voorkomen. Kleuren worden valer door de felle zon. In Chajul, gelegen in de regio Ixil, dragen de vrouwen daarom hun huipils vaak binnenstebuiten; de ´goede kant´ wordt alleen getoond op marktdagen of bij feestelijke gelegenheden, wanneer je er op je mooist uit wilt zien.

Oude techniek

Maya-vrouwen weven hun kleding al zo´n tweeduizend jaar op heupweefgetouwen. Er zijn nooit archeologische textielresten gevonden, maar kleine aardewerksculpturen uit deze periode laten dit zien. Een heupweefgetouw bestaat uit een aantal evenwijdige houten stokken en latten, waartussen draden gespannen zijn. Het uiteinde van het getouw wordt met een touw aan een paal bevestigd. De voorste stok wordt met een band aan het lichaam bevestigd, de heup van de weefster. De beweging van het lichaam bepaalt de spanning van de draden. De breedte is beperkt tot ongeveer de heupbreedte van de weefster. Voor een groter kledingstuk worden meerdere lappen aan elkaar gezet. Het is een primitieve vorm van weven, toch kunnen er heel ingewikkelde stoffen op worden gemaakt. Het kan eenvoudig worden opgerold en meegenomen en is goedkoop in aanschaf. Vergeleken met een trapweefgetouw vergt deze techniek minder planning vooraf en kan de weefster haar fantasie en creativiteit tijdens het weven de vrije loop laten.

Mannen weven nooit uit de heup, maar op trapweefgetouwen; deze innovatie werd door de Spaanse overheersers (1520-1821) ingevoerd. Hierop worden stoffen per strekkende meter geproduceerd. Het gaat sneller dan heupweven, de stoffen zijn wat soepeler van kwaliteit en meer geschikt voor het maken van rokken. Tegenwoordig beheersen ook veel vrouwen de techniek van weven op een getouw.

Waar kom je vandaan?

Het dragen van traje zegt veel over wie je bent en waar je voor staat, het is meer dan een middel om je lichaam te bedekken. De ingeweven motieven van de huipiles vertellen iets over de draagster, haar geografische afkomst en maatschappelijke positie. Dit laat aan de buitenwereld zien dat je indígena (inheems) bent en waar je vandaan komt, want iedere regio heeft een eigen herkenbare stijl. Door eenduidig gebruik van kleur, motieven, materialen en de vormgeving waren vrouwen uit één dorp of streek te herkennen. Persoonlijke smaak en voorkeuren worden in het weefsel tot uiting gebracht, maar de collectiviteit van de gemeenschap staat voorop. Toch zijn er ook binnen de gemeenschappen ontwikkelingen en vernieuwingen te zien, bijvoorbeeld door het gebruik van garens of kleuren die nieuw op de markt komen. Nieuwe toepassingen zijn wel altijd gebaseerd op een ouder kenmerk. Op dat punt zijn deze vrouwen traditioneel en standvastig en delen zij hun verhaal niet snel met iemand van buiten de gemeenschap.

Gevaarlijke kleding

Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was klederdracht strikt streekgebonden. Tijdens de burgeroorlog (1960-1996) hebben veel indígenas hun traditionele dracht opgegeven. Door hun traje kon je zien dat ze uit bepaalde regio´s of dorpen kwamen die als verzetshaarden tegen de militairen stonden aangeschreven, levensgevaarlijk dus. Nog steeds zijn discriminatie en geweld redenen om over te stappen op het dragen van ´westerse kleding´.  Bij wet is het verboden om iemand in traje te discrimineren. Ook in de Vredesakkoorden van 1996 is hierover een bepaling opgenomen: het is een recht om in traje gekleed te gaan.

Deze wetten en voorschriften worden nog steeds niet altijd gerespecteerd. Toch zijn veel vrouwen zo trots op hun eigen cultuur dat zij de traditionele kleding blijven dragen. Ook vrouwen zijn in de afgelopen twintig jaar meer gaan reizen en hebben met de mobiele telefoon makkelijker contacten buiten het dorp. Daardoor identificeren ze zich niet meer alleen met de eigen regio. Ze zijn trajes uit andere regio´s gaan dragen en laten zo zien dat ze deelnemen aan de maatschappij in een grotere context, zonder het verlies van hun identiteit als indígenas.

Gekopieerd in China

Er zijn tegenwoordig genoeg goedkopere alternatieven. Containers vol tweedehands kleding worden aangevoerd uit de Verenigde Staten. Deze kleren worden verkocht in Pacas (winkels voor tweedehands kleding) en op de markt. Hier betaal je zo´n drie euro voor een spijkerbroek en een euro voor een blouse; met tien euro ben je compleet in het (tweedehands) nieuw gestoken. Bovendien wordt op grote schaal goedkope confectie geproduceerd en verkocht. Vaak gaat het om(nep)merksportkleding. Er wordt in Guatemala op grote schaal kleding voor internationale merken geproduceerd in de Maquilas (fabrieken waar buitenlandse bedrijven gebruik maken van goedkope lokale werkkrachten). Dat wordt deels geëxporteerd en daarnaast is ook een importlijn ontstaan. In een dorp net buiten Quetzaltenango komen handelaren al sinds het koloniale tijdperk samen. Hier werd gehandeld in traditionele garens, stoffen en kleding. Nu liggen er ook stoffen en fournituren uit China, Korea, Taiwan en India. Er worden ook gekopieerde huipils aangeboden, geproduceerd op machines in China, tegen een prijs die vele malen lager is dan de handgeweven huipil.

Toekomst

Het valt niet mee – en dat geldt niet alleen voor Guatemala – om met handwerk een minimumloon te verdienen. Nog steeds runnen veel vrouwen het gezin alleen. De opbrengsten van het weven zijn vaak een aanvulling, net genoeg om meer kinderen naar school te laten gaan, om hen een te kans geven die de moeders niet hadden. De stem van de vrouwenassociaties wordt steeds krachtiger, de weefsters laten steeds meer van zich horen en vechten voor bescherming van hun textiele erfgoed. Zo heeft AFEDES (vrouwenassociatie) zonder hulp van buitenlandse organisaties of ngo’s in 2017 een wetsontwerp voorgelegd aan het parlement ter bescherming van Mayatextiel. De verschillen in stijl en techniek tussen dorpen zijn soms klein, maar ze zijn er. Het is belangrijk om deze te benadrukken en van hieruit nieuwe kansen te creëren. Kopiëren wordt zo voorkomen, en de kans om in een prijzenoorlog verstrikt te raken kleiner.

Wereldwijd komt er steeds meer aandacht voor artesania (handgemaakte producten) en hierin lift de artisanale sector van het land mee. Textiel neemt hiervan 60 procent voor zijn rekening. In 2008 werd de eerste beurs voor internationale inkopers (New World Crafts) georganiseerd door Agexport (Asociación Guatemalteca de Exportadores). De omzet laat al jaren op een rij een groei zien van zo´n 5 procent en de Verenigde Staten vormen de voornaamste afzetmarkt. Hoewel de waarde van deze unieke expressie in textiel steeds meer wordt gezien en gewaardeerd, is niet iedere Guatemalteek hiervan gecharmeerd; het wordt te veel met armoede geassocieerd. Het blijft zoeken naar een balans tussen cultureel erfgoed, kopiëren en eerlijke inkomsten.

Deze bijdrage is onderdeel van de special ´Guatemala´.

Gerelateerde berichten

Schrijven zoals een vos

Schrijven zoals een vos

In de verhalenbundel Mond vol vogels van Samanta Schweblin (1978) krijgt elk personage te maken met het onverwachte, zo lezen we op de omslag. In twintig verhalen schetst de Argentijnse schrijfster verschillende werelden waarin personages het leven proberen te vatten en te beleven, soms in alledaagse situaties, soms in absurdistische omstandigheden. Schweblin woont in Berlijn. La Chispa interviewde haar per e-mail.

Lees meer
Los delincuentes

Los delincuentes

Een bankmedewerker in Buenos Aires is zijn saaie bestaan beu en bedenkt een plan om de bank te beroven van exact het salarisbedrag dat hij van zijn werkgever zou krijgen als hij er tot zijn pensioen zou werken. Hij betrekt een collega bij het plan, maar er loopt natuurlijk van alles fout. Als toeschouwer begin je je af te vragen hoe zinvol je eigen werk eigenlijk is…. en of je ook niet zo’n stunt zou moeten uithalen.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This