Onderzoek & Wetenschap

Econoom Pitou van Dijck van het CEDLA met pensioen

13 september 2014

Auteur: Jan de Kievid

De lange weg van Azië naar Amazonia

Econoom Pitou van Dijck van het CEDLA met pensioenNa 27 jaar stopt econoom Pitou van Dijck met zijn werk bij het CEDLA. Toen hij daar begon, wist hij weinig van Latijns Amerika, maar bracht wel grondige kennis van Azië mee. Het laatste decennium onderzocht Van Dijck de economische, sociale en ecologische gevolgen van nieuwe wegen in Amazonia. Zijn afscheidsseminar op 5 juni in Amsterdam ging over de toekomst van deze immense regio. 

Bij Pitou van Dijck (1949), van 1987 tot 2014 de econoom van het CEDLA (Latijns Amerika instituut van de Universiteit van Amsterdam) kwam de liefde voor Latijns Amerika pas laat. Als onderzoeker aan de Vrije Universiteit was hij met Azië bezig.“Ook mijn collega’s richtten zich op Azië, een continent in opkomst, met in sommige landen spectaculaire industrialisatie. Dat was fascinerend en theoretisch interessant: grondstofarme landen die zich ontwikkelden. Het grondstofrijke Latijns Amerika bakte er in het verloren decennium van de jaren tachtig, met militaire dictators en als wereldkampioen inflatie, economisch niets van.”

Was het niet vreemd dat eind 1986 het CEDLA belde of je daar wilde komen werken?   

“Ja, het was twee weken nadat ik mijn proefschrift over exportgeoriënteerde industrialisatie in ontwikkelingslanden had verdedigd. Dat was geïnspireerd door Azië, maar om het succes daar te verklaren, moest ik het vergelijken met niet-succesvolle regio´s.  Dus bekeek ik alle landen met betrouwbare gegevens in Azië en Latijns Amerika en een paar in Afrika. Zo’n vergelijking was voor het CEDLA interessant.
Dat telefoontje van het CEDLA bracht me aardig in de war. Ik wilde nog wel even met Azië bezig blijven, ik kwam er veel en voelde me ermee verbonden. Maar ik dacht ook als je deze kans niet pakt, blijft het altijd Azië en ik wilde eigenlijk de hele wereld. Toen zag ik op tegels op het hoofdgebouw van de VU gekalkt ‘Wat doe ik hier?’ en ik besloot weg te gaan. In één keer was de kogel door de kerk. Maar er bleef twijfel. In importsubstitutie-industrialisatie, handelsbeleid, regionale integratie, schuldenproblematiek, overgang naar neoliberaal beleid en de problemen daarbij, was ik goed thuis. Maar ik wist niets van Latijns Amerika, was er nooit geweest en kende geen Spaans of Portugees. CEDLA was een empirisch, regiospecifiek instituut, daar moest ik college geven.”

Wanneer ging je voor het eerst naar Latijns Amerika?

“Toen ik net op het CEDLA was, op uitnodiging van CEPAL, de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Latijns Amerika in de Chileense hoofdstad Santiago. CEPAL wilde iemand met kennis van Azië, want Latijns Amerika moest economisch een omslag maken. Een kort bezoek van vier dagen, nog tijdens dictator Pinochet. Ik moest tien minuten in het Engels spreken voor alle Latijns-Amerikaanse ministers van Economische Zaken. Ik legde de essentie van de problemen van Azië uit en de aanpak daarvan. Sommigen waren enthousiast, anderen furieus: ‘Wij zijn niet zo’n slavenmaatschappij als Zuid-Korea, waar ze ’s morgens het Hyundai-lied zingen!’ CEPAL vroeg me met een van hun mensen een boek te schrijven over wat Latijns Amerika kon leren van Azië. De CEPAL-medewerker schreef de meeste hoofdstukken over Latijns Amerika, ik de teksten over Azië. Maar ik wist: dit is mijn onderwerp, macro-economie en overgang naar een ander beleid.”

Raakte je ook meer betrokken bij Latijns Amerika? 

“Dat duurde vrij lang. In het begin zei ik tegen mijn collega Arij Ouweneel: ‘Azië zit helemaal in mijn vezels, met die rijke culturen.’ Hij keek verbaasd: ‘Weet je iets van de Maya’s, Inca’s of de Azteken? Hier heb je een paar boekjes. Ga eens mee naar Mexico, dan laat ik het je zien.’ Dat heb ik gedaan, na Chili naar Mexico. Ik raakte bijzonder onder de indruk van Mexico-Stad.”

Wat heeft Latijns Amerika van Azië geleerd? Dat was toch geen neoliberaal model?

“In 1993 werkte ik vier maanden als gastonderzoeker bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (BID). Toen kwam het rapport The East Asian Miracle van de Wereldbank uit. Dat was voor mijn thema’s helemaal kat in het bakje. Ik moest voortdurend lezingen geven en schreef een BID-rapport over wat Latijns Amerika ervan kon leren. De Wereldbank poetste de belangrijke rol van de staat daar weg als veelal overbodig of zelfs schadelijk. Maar ik schreef dat actieve overheidsinterventies met tijdelijk geconditioneerde bescherming en overheidssteun juist van belang kunnen zijn, zeker in de overgangsfase naar een open, op export gericht beleid. Zoals ook in Azië steun was gekoppeld aan de ontwikkeling van concurrentievermogen op de internationale markt en voor de export. Vooral langere termijnvisie, consistentie en coherentie van beleid hadden gezorgd voor de Aziatische successen, en precies die zaken ontbraken toen in Latijns Amerika. Sindsdien heeft Latijns Amerika op die terreinen veel vooruitgang geboekt en gewerkt aan een stabiele macro-economische context.”

Je bent het laatste decennium vooral met Suriname en het Amazonegebied bezig. Is dat een breuk of toch continuïteit?

“Het is geen breuk, mijn vader was beroepshalve al met bescherming van bossen bezig, het is me met de paplepel ingegoten. Suriname kwam voor mij in 1995 out of the blue. Er werd gevraagd welke CEDLA-medewerker in Suriname colleges wilde geven; niet over Suriname, maar over Latijns Amerika. Ik ging dat jaarlijks een maand doen, maar niet vanuit het idee echt bij Suriname betrokken te raken. Er waren echter geen goede boeken over de Surinaamse economie, en als je die wilt plaatsen in een Latijns-Amerikaanse context moet je daar iets van weten. Toen heb ik een boek gemaakt, Suriname: The Economy, zoals dat bij BID gebeurt, met een team economen die allemaal een aspect behandelen. De auteurs komen bij voorkeur niet uit het land zelf, wegens belangen, bindingen en vooroordelen.”

En de sprong naar Amazonia?

“Zo werd Suriname voor mij belangrijker. Toen ik in 2003 met Amazonia begon, dacht ik: Amazonia ligt ook in Suriname, nu kan ik die twee over elkaar heen leggen. In 2000 kwam BID met IIRSA (Initiatief voor de Integratie van de Regionale Infrastructuur van Zuid-Amerika), een megaproject voor integratie van nationale wegsystemen om regionale economische integratie te bevorderen. Dat was Van Dijck van vroeger – internationale markten toegankelijker maken via handelsbeleid – met een nieuw middel: liberalisering op de grond met infrastructuur ondersteunen. In mijn hoofd was dat geen nieuw thema, maar een ander middel. Je kunt handel belemmeren door importheffingen, maar ook door geen goede wegen te bouwen of te onderhouden.
Een deelproject was een weg van Paramaribo langs de kust door de drie Guyanas, waar in Suriname vrijwel niemand van wist. Toen ik daar lezingen over gaf, reageerden mensen verbaasd en bozig: ‘Waar haalt u dat vandaan? Waarom weten wij dat niet?’ Maar het was officiële informatie, die op internet stond. Toen wilde het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken ineens met mij praten en raakte ik veel meer bij Suriname betrokken. In 2004 organiseerde ik, samen met iemand van de Nederlandse ambassade (die het eerst ook niet geloofde), een reis. Met een twintigtal Surinamers hebben we in terreinwagens het traject van die nieuwe weg gereden, vanuit Paramaribo door Frans-Guyana naar Macapá aan de monding van de Amazonerivier in Brazilië. Om te laten zien: het is echt waar, straks komen Braziliaanse vrachtwagens in Paramaribo. Consumenten zullen goedkopere Braziliaanse producten toejuichen, maar wat vinden Surinaamse rijstboeren en andere groepen? Op zulke kwesties moest men voorbereid zijn.”

Hoe pakt zo’n weg uit voor de bevolking?

“Toen ik IIRSA ging onderzoeken, heb ik in veel landen het traject verkend. Op het CEDLA vonden ze dat geweldig. Van iemand die eerst vooral op ministeries en kantoren van CEPAL en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank zat, was ik een soort economisch antropoloog geworden die naar binnenlanden ging.
IIRSA bezorgt mensen zowel droombeelden als spookbeelden. De nieuwe wegen verbinden markten, er komen ziekenhuizen, scholen en meer kansen. Maar traditionele gemeenschappen raken ontwricht, er komen dierenrovers, goudzoekers, nieuwe ziekten, vrouwenhandel voor prostitutie, aantasting van het bos en het milieu. Bert van Barneveld, directeur Zuid-Amerika van ingenieursbureau DHV, maakte me vanuit zijn ervaring in Bolivia duidelijk dat mensen langs zo’n nieuwe weg er bang voor zijn, maar het ook graag willen. Ze zeggen: ‘Dan kan ik naar het ziekenhuis, naar de markt, naar de hoofdstad, maar vreemden kunnen ook bij mij komen, misschien verkrachten vrachtwagenchauffeurs mijn dochter, komen jagers en ander volk hier alles kort en klein slaan.’ Dat idee van veel antropologen en ngo’s dat bewoners allemaal tegen zijn, klopt niet. Ze zitten in een spagaat over zo’n weg.
Maar alles wordt markt, het is een volkomen ongecontroleerd ontwikkelingsproces. Overheden kunnen dat niet controleren en hebben daar ook geen zin in.”

Ben je door Suriname gefascineerd geraakt?

“Dat heb ik niet zo. Ik heb veel projecten enthousiast uitgevoerd, maar ik denk niet wat is dit een geweldig land met fantastische mensen. Ik zie Suriname als een Zuid-Amerikaans land. Ik denk ook niet dat er problemen zijn omdat Wijdenbosch of Bouterse er een puinhoop van heeft gemaakt. Als econoom kijk ik vooral naar grondstoffenprijzen (wat levert bauxiet op), economische groei, deviezen, betalingsbalans en ontwikkelingshulp. Regeringen opereren binnen deze gegevens. Vooral internationale grondstoffenprijzen bepalen sterk hoe het met een klein, grondstofrijk land als Suriname gaat. De economie stort niet in door een slechte president, al heeft slecht beleid wel degelijk invloed en leidt het ook tot minder vertrouwen.” 

Reageren Surinaamse studenten anders dan Nederlandse? 

“Ja. Ze hadden overdag een baan en daarna drie uur college: drie avonden per week en soms zaterdagmorgen. Daar had ik veel respect voor. Daarom was ik, meer dan in Nederland, geneigd bij twijfelgevallen een voldoende voor tentamens te geven. Het viel me op dat hun economische basiskennis zwak is en dat ze vanuit de lokale politiek naar de economie kijken. In Nederland wordt meer technocratisch gedacht over economisch beleid. In Suriname is het meer: je bent Hindoestaan, dus voert de Creoolse regering een verkeerd economisch beleid en omgeleerd.”

Welke Latijns-Amerikaanse landen vind je het meest fascinerend? 

“Door de overgang van Azië naar Latijns Amerika had ik er eerst weinig emotie bij. Het was interessant vanuit de economische theorie. Fascinatie ontstond pas in Mexico-Stad. Ik heb vanaf 2003 de hele Amazone afgevaren, daar heb ik mijn hart aan verpand. Ook in La Paz voel ik me gelukkig, ik ben veel in Bolivia geweest. Het heeft iets van een verslaving, maar niet zoals sommige antropologen praten over ‘al die aardige mensen’.
Ook Cuba heeft me geraakt. Ik ben het met de aficionados eens dat je beter arm kunt zijn in Cuba dan in Peru, maar ik ben er niet zo begeistert door. Het irriteert me hoe zaken vaak worden aangepakt. Maar het swingt er enorm, de mensen stralen een soort vrolijkheid uit, overal die oude auto’s en altijd de zee. Havana is een fantastische stad.”

Wat ga je doen na je pensionering?

Ik heb het CEDLA gewaarschuwd: ik ga echt weg. Dus geen colleges meer of ergens voor invallen, en Latijns Amerika heeft even geen prioriteit. Jarenlang heb ik in Azië en Latijns Amerika privéreizen gekoppeld aan werkreizen, dus ik heb maar weinig in Europa gereisd. Daar begin ik nu meteen mee. Ook ga ik kijken hoe het in Azië is geworden, daar ben ik sinds 1995 niet meer geweest.
Misschien ga ik met een paar mensen kijken wat er – met mijn kennis over de sociaaleconomische en milieueffecten van wegenaanleg – in Afrika beter kan dan de Chinezen daar bij de wegenbouw doen. Ik ga ook vast weer eens naar Latijns Amerika en Suriname: het laatste stukje Amazonerivier, dat ik nog niet heb gezien, en Patagonië.

Gerelateerde berichten

Barrios cerrados in Argentinië

Barrios cerrados in Argentinië

Mijn naam is Fleur Hessing, geboren en getogen in Amsterdam, maar met Argentinië als tweede thuis. Ik heb de studie Latijns-Amerikaanse Studies (CEDLA, UvA) gedaan, nadat ik op mijn zestiende voor het eerst in San Juan, Argentinië was. Ik vond de mensen en de cultuur interessant en genoot van de gesprekken over politiek en economie. Graag wilde ik er meer over weten.

Lees meer
Vee, niet coca, is de oorzaak van de ontbossing in het Colombiaanse Amazonegebied

Vee, niet coca, is de oorzaak van de ontbossing in het Colombiaanse Amazonegebied

Veeteelt en niet cocaïne heeft de afgelopen vier decennia geleid tot de vernietiging van het Colombiaanse Amazonegebied, zo blijkt uit een nieuwe studie. Opeenvolgende recente regeringen hebben bezorgdheid over het milieu gebruikt om het opvoeren van hun oorlog tegen de groene struik te rechtvaardigen, maar het onderzoek toont aan dat in 2018 de hoeveelheid bos die werd gekapt om coca, het basisingrediënt van cocaïne, te verbouwen, slechts 1/60ste was van die voor vee .

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This