Kunst & Cultuur

Het lijkt wel of iedereen hier kan schilderen!

19 augustus 2019

Els Hortensius

Haïtiaanse kunst gaat de wereld over

Je kent dat wel. Op zondagmiddag op een plein in Lima of bij willekeurig welke andere toeristische trekpleister in Latijns-Amerika: altijd zijn er schilders die hun kunstwerken proberen te verkopen. Soms hang er iets aardigs tussen, maar vaker lijkt iedereen elkaar te kopiëren. En kloppen die verhoudingen van de mensen wel? En wat is er mis met dat perspectief? Regelmatig liet ik me op reis toch verleiden tot iets dat ik eenmaal thuis niet ophing en nog minder cadeau durfde te geven. Maar ja, die jongen drong zo aan…

Hoe anders is dat in Haïti. Ja, ook daar vind je rond hotels en toeristische attracties veel massaproducten die erg op elkaar lijken en gemaakt worden door mensen die niet over veel talent lijken te beschikken. Maar als je even verder zoekt kom je ware schatten tegen. Hoofdstad Port-au-Prince en vooral het hoger gelegen Pétion-Ville tellen diverse galeries waar schilderijen voor een flink bedrag van eigenaar wisselen. De werken van Haïtiaanse schilders hangen regelmatig tot in Parijs en New York, en behoren bijvoorbeeld in het Milwaukee Art Museum in Wisconsin tot de vaste collectie. Ja, ook schilders uit landen als Colombia (Fernando Botero) en Ecuador (Oswaldo Guayasamín en Gonzalo Endara Crow) behoren tot de wereldtop. Maar het betreft dan een enkele uitschieter, terwijl het arsenaal goede Haïtiaanse schilders onuitputtelijk lijkt. Om met de woorden van de Franse schrijver André Malraux te spreken: “Haïti, het enige volk van schilders.”

Vijfenzeventig jaar Centre d’Art

André Malraux, vriend van de Nederlandse schrijver E. du Perron en minister van cultuur in de regering van Charles de Gaulle, was een van de buitenlanders die gegrepen werd door de talenten van de Haïtiaanse schilders. Een ander was de Amerikaan DeWitt Peters, een dienstweigeraar die in de jaren veertig in Haïti aankwam om als leraar Engels aan de slag te gaan op een middelbare school. Al snel raakte hij, zelf aquarelschilder, gefascineerd door Haïtiaanse schilderijen. Een kunstacademie kende Haïti niet, en om de schilders te helpen hun talenten verder te ontwikkelen richtte hij in 1944 het Centre d’Art op. Het kunstcentrum, dat dit jaar zijn vijfenzeventigjarig bestaan viert, heeft ertoe bijgedragen dat mensen als Hector Hyppolite en Rigaud Benoit tot ver over de grenzen van Haïti bekend werden.

Hyppolite was een vodoupriester en tijdens zijn korte leven (hij overleed op 54-jarige leeftijd) schilderde hij vooral vodouvoorstellingen. In 1947, een jaar voor zijn dood, ontvingen zijn schilderijen een enthousiast onthaal op een UNESCO tentoonstelling in Parijs. In de jaren vijftig was Rigaud Benoit een van de artiesten die de legendarische muurschilderingen maakten in de Episcopaalse kathedraal Sainte Trinité in Port-au-Prince. Zijn voorstelling van de geboorte hing boven het altaar in de kerk totdat de aardbeving van 2010 de kathedraal geheel verwoestte.

De Haïtiaanse kunst, zoals gemaakt door schilders van het Centre d’Art, krijgt regelmatig het label van “naïef” of “primitief” aangemerkt: “kinderlijke” voorstellingen, waarbij het perspectief ontbreekt en sprake is van duidelijke kleurvlakken. De Haïtiaanse kunstenaar Jacques Gourgue bekritiseert deze karakterisering. De beschouwingen van de kunsthistorici gaan voorbij aan het wezenlijke van de kunst, namelijk het raadselachtige karakter, ofwel de fantasierijke en onvoorspelbare kant. Het echte werk kent altijd een verrassingselement, zonder welk er geen sprake is van kunst. En dit onverwachte, dit nieuwe, maakt het onmogelijk om kunstwerken vanuit een louter lineaire geschiedenis te verklaren. Ofwel, schrijft Gourgue, kunst transformeert het bestaande naar een nieuwe werkelijkheid. De termen naïef en primitief passen hier niet bij.

Magische schilderkunst

Schilders die dit raadselachtige karakter van de kunst tot grote hoogte brachten, zijn de leden van de kunstenaarsgroep Saint-Soleil. De beweging Saint-Soleil werd in 1973 opgericht door Jean-Claude (Tiga) Garoute en Maud Robart. Zij combineerden een academische benadering van kunst met vodou-invloeden. Hun school ontstond toen zij aan boeren uit Soisson-La-Montagne, een ruraal gebied dichtbij Port-au-Prince, teken- en schildermateriaal uitdeelden. In 1975 bezocht kunstkenner André Malraux Haïti en maakte kennis met Tiga en de andere kunstenaars van Saint-Soleil. Hij noemde hun werk “de meest adembenemende ervaring van magische schilderkunst in onze tijd.” Hij was zo onder de indruk dat hij na thuiskomt nog snel een hoofdstuk over Haïtiaanse kunst toevoegde aan zijn levenswerk La méthamorphose des dieux, waarvan het laatste deel, L’Intemporel, op dat moment al bij de drukker lag.

De aandacht van de in 1976 overleden Malraux zorgde ervoor dat de schilders van Saint-Soleil ook buiten Haïti bekend werden. Op twaalfjarige leeftijd kreeg Tiga zijn eerste lessen in het Centre d’Art waarna hij zich in eerste instantie toelegde op beeldhouwen. In feite was hij een alleskunstenaar, want ook dans en muziek behoorden tot zijn repertoire. Hij werkte zijn leven lang niet alleen met boeren en bouwvakkers maar ook met kinderen die spelenderwijs van drum naar canvas en terug gingen. Het werk van Tiga en andere leden van Saint-Soleil kenmerkt zich door abstracte vormen, felle kleuren en vodou-elementen. Schilderijen hebben vaak titels die verwijzen naar de loa, de geesten en goden uit de vodougodsdienst. Saint-Soleil: “Als het leven hier op aarde stopt gaat het verder in de zon”, zei Tiga ooit.

 

Iets terug doen na de aardbeving

Hoewel Hyppolite, Benoit en Tiga al enige tijd zijn overleden, gaat de schilderkunst door en staan steeds weer nieuwe talenten op. Een voorbeeld zijn de jonge mensen die schilderles kregen in het jongerencentrum van de niet-gouvernementele organisatie Aprosifa, in de volksbuurt Carrefour-Feuilles. Het begon in het eerste decennium van deze eeuw, als een van de vele activiteiten om jongeren van de straat te houden. Jongens en meisjes kregen seksuele voorlichting en konden naar films kijken of muziek maken. Een van de vrijwilligers, zelf schilder, stelde voor om tekenlessen te geven. Het werd een groot succes en verschillende jongeren bleken over veel talent te beschikken.

Na de aardbeving van 2010 wilde Aprosifa iets terug doen voor de uit Nederland ontvangen hulp en stelde voor schilderijen te maken. Vier jongeren waren eind 2011 aanwezig bij de opening van de tentoonstelling in een kerk in Amersfoort. De schilderijen zijn verkocht en de opbrengst kwam ten goede aan noodhulpprojecten van ICCO en Kerk in Actie.

De jongeren vertelden toen al dat ze met de verkoop van hun schilderijen hun studie konden betalen. En wie nu hun namen googelt ziet dat ze acht jaar later niet alleen nog schilderen, maar er ook aardig aan verdienen. Bijvoorbeeld Patrick Lafontant. Hij heeft van de opbrengst een stuk grond kunnen kopen en hoopt hier in de toekomst zijn eigen huis te kunnen bouwen. Vorig jaar nog werd een van zijn schilderijen gekocht door de vrouw van de president. Patrick en mede-kunstenaar Walgen Pierre Jean hebben hun schilderijen tentoon mogen stellen in het museum van het nationaal Pantheon in Port-au-Prince, een grote eer voor jonge schilders.

Geschiedenis, taal en religie: onverwoestbare drie-eenheid

Wat is de verklaring dat Haïti zoveel uitblinkende schilders telt? En niet alleen schilders. Het land heeft ook veel schrijvers voortgebracht en kent een rijke muzikale traditie. Het was een vraag die ook André Malraux al stelde. Volgens schrijver Danny Laferrière is dit te danken is aan de geschiedenis. De geschiedenis heeft Haïti iets gegeven waarover maar weinig landen beschikken, namelijk een overvloed aan identiteit. In tegenstelling tot andere Caribische eilanden is er in Haïti geen spoor meer te vinden van het slavernijverleden, geen plantages bijvoorbeeld. Ook is Haïti het enige Caribische land dat zijn eigen nieuwe taal, het creool, ontwikkelde. En de eigen godsdienst, het vodou, gaf de bevolking een machtig wapen in handen, waarmee buitenstaanders angst aangejaagd kon worden. “Wij hebben een geschiedenis, een taal en een religie”, zegt Laferrière, “een driepoot, die houdt stand.”

Gerelateerde berichten

Schrijven zoals een vos

Schrijven zoals een vos

In de verhalenbundel Mond vol vogels van Samanta Schweblin (1978) krijgt elk personage te maken met het onverwachte, zo lezen we op de omslag. In twintig verhalen schetst de Argentijnse schrijfster verschillende werelden waarin personages het leven proberen te vatten en te beleven, soms in alledaagse situaties, soms in absurdistische omstandigheden. Schweblin woont in Berlijn. La Chispa interviewde haar per e-mail.

Lees meer
Los delincuentes

Los delincuentes

Een bankmedewerker in Buenos Aires is zijn saaie bestaan beu en bedenkt een plan om de bank te beroven van exact het salarisbedrag dat hij van zijn werkgever zou krijgen als hij er tot zijn pensioen zou werken. Hij betrekt een collega bij het plan, maar er loopt natuurlijk van alles fout. Als toeschouwer begin je je af te vragen hoe zinvol je eigen werk eigenlijk is…. en of je ook niet zo’n stunt zou moeten uithalen.

Lees meer
agsdix-null

Politiek & Maatschappij

agsdix-null

Kunst & Cultuur

agsdix-null

Vrije tijd & Toerisme

agsdix-null

Economie & Ondernemen

agsdix-null

Milieu en Natuur

agsdix-null

Onderzoek & Wetenschap

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This