Column Colombia

De verloren generatie van Armero

22 november 2015

Nico Verbeek

Op 13 november 1985 werd Colombia getroffen door een grote natuurramp, de tragedie van Armero. Dat was precies een week nadat in Bogotá het belangrijkste gerechtshof van het land, met de meeste magistraten daarin, in vlammen op ging. Bij het Paleis van Justitie ging het om een ‘demente actie’ van guerrilla en leger, bij de ramp in Armero om een speling van de natuur. Toch liet in beide gevallen de nationale regering zich van een heel kwalijke kant zien.

De tragedie van Armero volgde op de uitbarsting van de vulkaan Nevado del Ruiz, precies op de grens van de departementen Caldas en Tolima. Na 69 jaar niet van zich te laten horen, werd de vulkaan dertig jaar geleden weer actief. Door een geweldige uitbarsting smolt ongeveer tien procent van de ijskap van de bergtop, wat een enorme stroom van modder, aarde en rotsen veroorzaakte. En die denderde vervolgens met een snelheid van 60 km per uur naar beneden, onder andere via het riviertje Lagunilla. Dat riviertje leidde naar het stadje Armero, waar op het moment van de ramp rond de veertigduizend mensen woonden.

Al maanden vóór de uitbarsting wisten vulkanologen te vertellen dat de vulkaan actief was geworden en dat een eruptie dreigde. Net als talrijke andere instellingen en personen raadden ze de autoriteiten dringend aan om de stad Armero te ontruimen. Maar de regering van president Belisario Betancur verzette zich hier vierkant tegen met het argument dat ze “geen paniek wilde veroorzaken onder de bevolking”. De gevolgen van deze ‘vergissing’ waren rampzalig.

De lawine sleurde alles op haar tocht mee en bedekte het stadje in een mum van tijd met een meters dikke modderlaag. Van het oude en welvarende stadje bleef niets meer over. Een van de slachtoffers was Omaira Sánchez, een dertienjarig meisje dat de ramp had overleefd, maar op ongelukkige wijze met haar benen klem was komen te zitten tussen de ruïnes van de stad. Alleen haar hoofd stak boven de zee van modder uit. Beelden van Omaira gingen drie dagen lang de wereld over. Pogingen om haar te bevrijden mislukten en uiteindelijk stierf ze voor de ogen van miljoenen tv-kijkers.

Nooit is precies vastgesteld hoeveel personen om het leven zijn gekomen. Sommige lijken en ook bijvoorbeeld de huisraad van de woningen van Armero werden later gevonden tot in Barranquilla, een stad op meer dan duizend kilometer afstand, aan de Magdalena-rivier. Geschat wordt dat in totaal rond de vijfentwintigduizend mensen zijn gestorven. Van de inwoners van de stad hebben rond vijftienduizend personen de ramp overleefd, mensen die op die fatale 13de november elders verbleven, meegeteld.

Een tragedie die dertig jaar na dato nog voortduurt, is die van de vermiste kinderen. Die hadden de ramp overleefd en waren van het ene moment op het andere wees geworden, tenminste dat werd verondersteld. Want door een zeer gebrekkige administratie en de laksheid van de autoriteiten is van een heleboel van die kinderen nu niet bekend wat er met ze is gebeurd. Vooral de plaatselijke ICBF (kinderbescherming) maakte er een grote puinhoop van. Kinderen die de ramp overleefden, en van wie verondersteld werd dat de ouders niet meer leefden, werden razendsnel aan adoptieouders overgedragen.

Veel kinderen werden overgedragen aan adoptiegezinnen in het buitenland zonder eerst op een fatsoenlijke manier te checken of de biologische ouders nog leefden of niet. In alle haast werden reizen naar het buitenland georganiseerd, met de geadopteerde baby’s en kinderen aan boord. Een onbekend aantal kinderen is voornamelijk naar Nederland, Spanje, Zweden, Israël en de Verenigde Staten gebracht.

Verschillende moeders en vaders die de ramp hebben overleefd en werden gescheiden van hun kinderen, weten zeker (bijvoorbeeld door latere getuigenverklaringen) dat hun kinderen de ramp hebben overleefd, maar slaagden er niet in om ze terug te vinden. Dertig jaar later zijn er nog tientallen die nog steeds de hoop niet hebben opgegeven om hun kinderen terug te vinden. Ze hebben de hulp ingeschakeld van genetica-deskundige Emilio Yunis, die een genetische bank van DNA-monsters heeft helpen oprichten. Ouders die hun kinderen zoeken kunnen daar hun DNA achterlaten en die vergelijken met personen die, in omgekeerde richting, vermoeden dat ze geadopteerd zijn.

Dit project staat onder leiding van de journalist Francisco González die al dertig jaar onderzoek doet en heeft vastgesteld dat (nog steeds) 237 kinderen zoek zijn. Eentje is inmiddels dankzij deze genetische bank opgespoord, twee zijn gevonden door middel van de sociale media.

De rol die de Colombiaanse kinderbescherming (ICBF) in dit alles heeft gespeeld is schandalig. Er was een geheim (en volkomen ongeorganiseerd) dossier waar theoretisch aanwijzingen te vinden zijn over de verdwenen kinderen. Het is een handgeschreven document, intern door ICBF-door medewerkers ‘het Rode Boek’ genoemd, waar alle adoptiegevallen van de veronderstelde weeskinderen, handmatig werden bijgehouden.

Na veel juridische druk heeft de stichting Armando Armero eindelijk toestemming gekregen dit geheime dossier in te zien. Daar hebben ze kunnen vaststellen dat het ICBF vlak na de ramp talloze kinderen zomaar overdroeg aan mensen die deze kinderen opeisten, zonder eerst precies hun identiteit vast te stellen en zonder eerst vast te stellen welke verwantschap die mensen hadden met de betreffende kinderen.

Precies dertig jaar na de tragische gebeurtenissen, op 13 november 2015, herdacht Armando Armero in Guayabal, de buurgemeente van het verdwenen Armero, deze nieuwe verjaardag van de ramp en nodigde tegelijk ouders die hun verloren kinderen zoeken uit om hun DNA-materiaal bij de genetische bank achter te laten. In het weekblad Semana staat deze week een artikel met enkele werkelijk hartverscheurende verhalen van moeders die na dertig jaar nog steeds hun kinderen zoeken.

Honderden kinderen, die inmiddels volwassen zijn, overleefden de ramp, maar verloren toch hun ouders. Ze behoren tot de verloren generatie van Armero.

Gerelateerde berichten

Moeders van de Candelaria: 25 jaar op zoek naar de waarheid

Moeders van de Candelaria: 25 jaar op zoek naar de waarheid

Op 16 maart vierde Madres de La Candelaria haar 25-jarig bestaan met een bijeenkomst in Museo Casa de Memoria in Medellín. De viering heette ‘Altijd woensdag om twaalf uur’, als eerbetoon aan hun wekelijkse protest in het atrium van de Nuestra Señora de la Candelaria-kerk in Medellín. Aanwezig waren leden van de organisatie en flink wat van de mensen die hen gedurende deze tijd hebben gesteund.

Lees meer
De jungle in de Colombiaanse literatuur

De jungle in de Colombiaanse literatuur

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat José Eustasio Rivera (1888 – 1928) La vorágine publiceerde, een roman waarin de Colombiaanse jungle de hoofdrol speelt en die tegenwoordig tot de canon van de Colombiaanse literatuur behoort. En dus ook verplichte lectuur op de middelbare scholen in Colombia en dat heeft het imago van de roman niet veel goed gedaan. La vorágine (vrij vertaald: De maalstroom) staat voor moeilijk, weinig toegankelijk proza, in ieder geval lectuur die een scholier niet voor z’n plezier leest.

Lees meer
Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco (1943-2012) was een van de meest gewelddadige drugshandelaren in de Colombiaanse maffiageschiedenis. Ze had de naam een gewetenloze moordenaar te zijn en verschillende vendetta’s te hebben veroorzaakt, zowel in Colombia als in het Miami rond 1980, de jaren van Miami Vice. Ze werd omschreven als zeer bezitterig en extreem jaloers, op het randje van het abnormale. Ook zou ze honderden doden op haar geweten hebben, onder wie haar drie echtgenoten, vandaar haar bijnaam Zwarte Weduwe.

Lees meer

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This