Column Colombia

Van Brussel naar Medellín

3 april 2016

Nico Verbeek

In de jaren 1989-1993 was Medellín waarschijnlijk de gevaarlijkste stad ter wereld. Het aantal gewelddadige doden lag op meer dan vijfduizend per jaar, met een piek van 6.349 in 1991. Het drugskartel van Medellín, met aan het hoofd Pablo Escobar, was in oorlog met de Colombiaanse staat en probeerde die uit te vechten over de rug van de burgerbevolking. Dagelijks ontploften er autobommen in de straten van de stad, in de buurt van publieke gebouwen, scholen, winkelcentra, uitgaanscentra, het voetbalstadion. Die plekken voldeden aan twee belangrijke criteria: grote aantallen mensen bij elkaar en een zekere willekeur in het doelwit om te laten voelen dat de aanslag iedereen kan treffen.

Een van de bloedigste aanslagen vond plaats in de buurt van stierenarena La Macarena. De autobom was neergezet bij de uitgang van het gebouw, precies op het moment dat de toeschouwers naar buiten liepen. Meer dan twintig doden en zestig gewonden waren het resultaat. Omdat Escobar zelf ook nogal wat familie in Medellín had wonen, belde hij vóór de aanslag even de familie rond om te horen of iemand nog van plan was om die avond naar het stierenvechten te gaan kijken. Wat ik me dan afvraag: belde hij alleen met familieleden die hij belangrijk genoeg vond? Want ik neem aan dat hij ergens een grens heeft getrokken – ik bedoel verre neven en nichten zullen geen telefoontje hebben gekregen. En hetzelfde verhaal met goede vrienden en minder goed vrienden. Een interessant criterium overigens voor het schiften van je vriendenkring…

In ieder geval leek alles erop gericht te zijn om zoveel mogelijk slachtoffers te maken, en in dat opzicht had de drugsbaron de mentaliteit of geest van een ‘echte’ terrorist. Maar hij had geen ideologische of religieuze beweegredenen, hij wilde gewoon niet aan de Amerikaanse justitie worden uitgeleverd – voor het geval dat hij zou worden gearresteerd – want dat zou levenslange gevangenisstraf betekenen. Vandaar het motto van de drugsbaronnen: liever een graf in Colombia dan een cel in de Verenigde Staten.

Voor de inwoners van Medellín was deze golf van narco-terrorisme, zoals de bommencampagne van Escobar werd genoemd, een frustrerende ervaring. Elk moment konden ze geconfronteerd worden met een nieuwe, volstrekt willekeurige, terreuractie. Na het horen van weer een geweldige knal werd angstig de familie rondgebeld om te horen wie er in de buurt van de plek van de aanslag was geweest. Veel mensen durfden ’s avonds gewoon hun huis niet meer uit te gaan. Het was ook in die periode dat veel mensen – die zich het konden veroorloven – ervoor kozen om in het buitenland te gaan wonen. En ik merk dat mensen die deze periode bewust hebben meegemaakt nog steeds schrikachtig zijn. Ze springen op als er vuurwerk wordt afgestoken, als er een elektriciteitshuisje explodeert of een deur te hard wordt dichtgeslagen.

In de lift van mijn flatgebouw tref ik buren die weten dat ik uit Nederland kom en die vragen meteen: “Hoe is het in Europa, met die aanslagen en zo…?” Soms maak ik dan een vergelijking met het Medellín van eind jaren tachtig en zeg dan dat het “relatief wel meevalt, in ieder geval als je naar cijfers en pure kansberekening kijkt”. Maar hun antwoord is dan altijd: ja, maar de angst is hetzelfde. Angst zaaien is het belangrijkste wapen van het terrorisme.

Lees ook Verbeeks vorige column

Gerelateerde berichten

De jungle in de Colombiaanse literatuur

De jungle in de Colombiaanse literatuur

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat José Eustasio Rivera (1888 – 1928) La vorágine publiceerde, een roman waarin de Colombiaanse jungle de hoofdrol speelt en die tegenwoordig tot de canon van de Colombiaanse literatuur behoort. En dus ook verplichte lectuur op de middelbare scholen in Colombia en dat heeft het imago van de roman niet veel goed gedaan. La vorágine (vrij vertaald: De maalstroom) staat voor moeilijk, weinig toegankelijk proza, in ieder geval lectuur die een scholier niet voor z’n plezier leest.

Lees meer
Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco, de Zwarte Weduwe

Griselda Blanco (1943-2012) was een van de meest gewelddadige drugshandelaren in de Colombiaanse maffiageschiedenis. Ze had de naam een gewetenloze moordenaar te zijn en verschillende vendetta’s te hebben veroorzaakt, zowel in Colombia als in het Miami rond 1980, de jaren van Miami Vice. Ze werd omschreven als zeer bezitterig en extreem jaloers, op het randje van het abnormale. Ook zou ze honderden doden op haar geweten hebben, onder wie haar drie echtgenoten, vandaar haar bijnaam Zwarte Weduwe.

Lees meer

Blijf op de hoogte

Adverteren op onze website?

Dat kan! Tegen een scherp tarief plaatsen wij uw advertentie.

Ontvang onze nieuwsbrief

Schrijf u in en ontvang onze digitale nieuwsbrief met een overzicht van onze nieuwe artikelen.

Volg ons op social media

Wees als eerste op de hoogte van nieuwe artikelen en deel artikelen met uw netwerk.

Share This