Nicolás Jr. (14) zit op een voetbalschool hier in Medellín. Afgelopen zaterdag speelde hij zijn eerste ‘officiële’ voetbalwedstrijd in de Liga van Antioquia, het departement waar we wonen. Een uitwedstrijd nog wel, tegen een ploeg uit San Blas-Aranjuez, een van de bekende achterstandswijken van de stad. De coach zag de bezorgde gezichten van een aantal ouders, maar stelde iedereen gerust: de verbindingen naar die wijk zijn prima en over de onveiligheid hoefden we ons ook geen zorgen te maken.
De man had groot gelijk. We waren in minder dan een uur op de plaats van bestemming, dankzij de nieuwe metro-plus bussen. Dat zijn extra lange bussen die een eigen busbaan hebben en die van alle gemakken zijn voorzien. Met de metro, met de metrokabel (een kabelbaan naar andere ‘verre’ wijken) én deze nieuwe luxebus, beschikt Medellín over een geïntegreerd openbaarvervoersysteem dat een belangrijk deel van de stad bestrijkt, óók wijken die vroeger altijd vergeten werden.
Het laatste deel moesten we met een taxi, want het ging stratenlang erg steil omhoog en die laatste kilometers te voet afleggen zou een te grote aanslag zijn op de conditie van de jeugdige voetballers. Of hij geen angst had om in die wijk met zijn taxi rond te rijden, vroeg ik de taxichauffeur. Nee hoor, zei hij, de angst laat ik voor ik ga werken gewoon thuis.
De wedstrijd werd gespeeld op een voetbalveld van zand, met een officiële scheidsrechter en met een paar ballenjongens die misschien nog wel harder moesten werken dan de voetballers zelf. Want de bal ging regelmatig het hekje over en verdween dan in een enorme diepte; gelukkig was er een reservebal, zodat de wedstrijd gewoon door kon gaan.
Ik vond het ondertussen wel ironisch dat veel voetbalclubs en voetbalscholen uit Medellín, ook uit de zogenaamde ‘betere wijken’, hun wedstrijden tegenwoordig spelen op voetbalvelden in de probleemwijken van de stad. Pablo Escobar, maffiabaas en filantroop, legde in zijn hoogtijdagen, aan het begin van de jaren tachtig, bijna honderd van dergelijke veldjes aan in de achterwijken van Medellín, waar hij zijn traditionele ‘achterban’ had.
Het is in ieder geval een troostrijke gedachte dat veel van de huidige professionele voetballers uit Medellín leerden voetballen op voetbalveldjes als deze in Aranjuez-San Blas. En er op die manier in zijn geslaagd aan de armoede te ontsnappen en de typische droom van zoveel jongens uit die wijken te kunnen verwezenlijken: profvoetballer worden en een huis kunnen kopen voor hun moeder.
Ook Nicolás was bijzonder tevreden na de wedstrijd. Hij speelde op zijn favoriete plek (verdedigende middenvelder, een Van Bommel zeg maar) en ze wonnen met 4-3, na eerst met 3-1 achter gestaan te hebben. Dat is weer het voordeel van een jeugdwedstrijd, waar defensieve speelschema’s en andere afbraakstrategieën gelukkig nog geen rol spelen en een dergelijk sensationeel scoreverloop eerder norm dan uitzondering is.