Gigot d’agneau, canard a l’orange, en blanquette de veau; deze exquise gerechten worden bereid door de zonderlinge Lucídio. Hij is degene die de eetclub van hoofdpersoon Daniel in de novelle De engelenclub van de Braziliaanse schrijver Luis Fernando Verissimo (1936) nieuw leven inblaast.
Al 21 jaar nuttigen de tien vrienden van de elitaire Eetclub Picadinho elke maand een copieuze maaltijd. Maar sinds het overlijden van initiator Ramos zit de klad erin en dreigt het een stille dood te sterven. Ze willen geen vrouwen bij het eten, die leveren alleen maar problemen op.
Dan verschijnt de mysterieuze figuur Lucídio ten tonele, die bijzonder goed kan koken. Het enige probleem is dat na ieder etentje een van de dinergasten sterft. Het betreft steevast degene wiens lievelingseten gemaakt is. Daniel is de enige die het kan navertellen.
Is dit een morbide eetclub in een halfbakken culinaire misdaadroman? Geenszins. Verissimo zet in een ogenschijnlijk licht verteerbaar boekje een fascinerend verhaal neer. Op de achterkaft leer je als lezer al het verloop van het verhaal. Echter, de vraag wie Lucídio is, houdt het verhaal scherp en de lezer hongerig.
Kogelvis
De vrienden die Verissimo als personages neerzet, zijn overtuigend en hebben al dan niet ludieke bijnamen. Daniel (de Bolle) kampt met overgewicht, leeft van het geld van pa en heeft een bemoeizuchtige vriendin, Lívia. Samuel Vier Eieren noemt iedereen ‘hufter’. En de rijke Pedro is extreem beschermd opgegroeid, maar heeft door connecties met de politie bloed aan zijn handen.
Subtiel zet Verissimo de elitaire klasse van Brazilië te kijk. De vriendengroep kent elkaar van jongs af aan. Het heeft hen aan niets ontbroken, maar eigenlijk heeft niemand iets bereikt. Vroeger behoorden de leden van de Picadinhoclub tot de jetset en waren hun gaan en staan voer voor de roddelrubriek; nu zijn ze afgegleden naar de marge.
Deelnemen aan een diner waarbij iemand zeker het loodje legt, lijkt op de Japanse traditie van het eten van kogelvis. Als de kok deze niet goed bereidt, sterft de eter. Picadinhoclub is zich bewust van het gevaar, maar de groep blijft stug dooreten.
Zou dit komen doordat de smaakbeleving intenser is, als het risico van de dood op de loer ligt, zoals Daniel zegt? Hoe het ook zij, er zijn veelvuldig dodenwakes in deze novelle.
De engelenclub is een vermakelijke roman en wellicht een verfilming waard. Bovendien intrigeert de figuur van Lucídio: wie is hij? De duivel? Een oude bekende? Honger blijkt een grotere drijfveer dan seks, macht of geld. Niemand weerstaat de verleiding.
Als lezer twijfel je er geen moment aan dat de vrienden willen blijven genieten van de kookkunsten van Lucídio. De vraag is hoe dit culinaire avontuur écht afloopt.
De engelenclub, Uitgeverij Athenaeum, Amsterdam, 2011, ISBN 9789025368791, 111 pag., €14,95, vertaling: Harrie Lemmens