Voortreffelijk overzichtswerk over belangrijk thema van Oxford University Press
De huidige democratische golf in Latijns Amerika duurt al een kwart eeuw omdat de democratieën zijn getemd en geen bedreiging vormen voor belangrijke binnenlandse groepen en de Verenigde Staten. Dat is de hoofdstelling van de Noord-Amerikaanse politicoloog Peter Smith in een voortreffelijk overzichtswerk over democratie in Latijns Amerika.
Al een kwart eeuw zijn bijna alle Latijns-Amerikaanse landen in meerdere of mindere mate democratisch. Een absoluut record op een continent waar in 1977 slechts vier van de twintig belangrijkste landen democratisch genoemd konden worden. Deze recente ontwikkeling is in historische context geplaatst in Democracy in Latin America. Political Change in Comparative Perspective door Peter H. Smith, hoogleraar politicologie en Latijns Amerika Studies aan de Universiteit van California in San Diego. Onlangs verscheen een bijgewerkte derde druk, met steun van Cameron J. Sells. Smith is ook bekend van het samen met Thomas Skidmore geschreven Modern Latin America, dat al acht edities telt.
Smiths belangrijkste stelling is dat de nieuwe democratieën al zolang bestaan omdat ze zijn getemd. Meestal maken gematigde politici de dienst uit. Anders dan tussen 1940 en 1977 vormen democratieën geen bedreigingen meer voor machtige groepen. De economische heersende klassen, de middenklassen, de militairen en de Verenigde Staten hoeven zich geen zorgen te maken.
“Stapje opzij”
Regelmatig komt deze stelling terug, maar het boek is vooral een breed overzicht van de ontwikkeling van democratie in Latijns Amerika. Het bestaat uit vier delen: Historische Perspectieven, Het Electorale strijdperk, Kwaliteiten van Democratie en tenslotte: Hoe staat het nu met democratie? In het eerste deel gaat een hoofdstuk speciaal over de militairen. Echte militaire dictaturen zijn er al een tijd niet meer, maar volgens Smith hebben militairen hun politieke rol niet opgegeven, maar alleen “een stapje opzijgezet”.
Deel twee gaat over hoe de democratische procedures werken. Hier en in het hele boek stelt Smith steeds vragen die hij vanuit empirisch onderzoek probeert te beantwoorden. Bijvoorbeeld: hebben de van oudsher zwakke parlementen meer macht gekregen? Ja, maar de uitvoerende macht met de president is meestal nog steeds dominant.
Bij Kwaliteiten van Democratie betoogt Smith dat – vooral door neoliberale hervormingen, steeds aangeduid als ‘Washington consensus’ – staten over onvoldoende middelen beschikken om een goed sociaaleconomisch beleid te voeren. De grote sociale ongelijkheid maakt de basis voor democratie ook wankel. Dictaturen en democratieën zorgen beide voor ongeveer evenveel economische groei. Ook voor armoede en ongelijkheid zijn geen duidelijke verschillen vast te stellen. Bij gezondheidszorg en onderwijs doen democratieën het duidelijk beter. Dat geldt uiteraard ook voor vrijheidsrechten van de burgers. In het neoliberale tijdperk hebben democratieën niet kunnen voorkomen dat de invloed van vakbonden en arbeiders is verminderd. Vrouwen en inheemse groepen zijn er echter duidelijk op vooruitgegaan. In 1990 was nog maar tien procent van de parlementsleden vrouw, in 2010 al 34 procent, mede door in veel landen ingevoerde quota.
Illiberale democratieën
De meeste landen zijn echter geen liberale democratieën, waar niet alleen vrije en eerlijke verkiezingen worden gehouden, maar burgers ook beschikken over reële vrijheidsrechten en de rechtsstaat redelijk functioneert. Als democratie voornamelijk bestaat uit verkiezingen en het met andere rechten slecht is gesteld, spreekt men van illiberale democratieën. Volgens Smith waren er anno 2015 in Latijns-Amerika slechts zes liberale democratieën: Uruguay, Costa Rica, Chili, Panama, Argentinië en Mexico. De eerste drie staan vrijwel altijd als zodanig in de democratieranglijstjes die door allerlei instituten en onderzoekers worden opgesteld, de laatste drie maar af en toe. Er waren toen elf illiberale democratieën, twee semi-democratieën (Venezuela en Haïti) en een ondemocratisch land (Cuba). Omdat Cuba nooit democratie heeft gekend, wordt het land in het boek niet behandeld. Waarschijnlijk zou Smith Venezuela in 2017 als ondemocratisch hebben gekwalificeerd.
Latijns-Amerikanen oordelen niet erg gunstig over democratie. In 2013 steunde slechts 58 procent van hen onvoorwaardelijk het democratische stelsel. Mensen uit de hogere klassen zijn tevredener over het functioneren van de democratie dan die uit de lagere. Het vertrouwen in instituties is laag. Het hoogst scoren de katholieke kerk en de militairen, het laagst parlement en politieke partijen. In 2013 was nog dertig procent positief over het parlement, bij onderzoek in 2017 (niet opgenomen in het boek) nog maar 22 procent. Dat is overigens hoger dan de 13 procent waardering voor het Congres in de Verenigde Staten. Die vergelijking maakt Smith niet, maar hij vermeldt zonder daarbij een verklaring te geven wel dat de opkomst bij presidentsverkiezingen in Latijns Amerika – gemiddeld zeventig tot tachtig procent – veel hoger is dan de vijftig tot vijfenvijftig procent in de VS.
Ruggengraat
Smith snijdt nog veel meer kwesties aan. Zo komen corruptie en geweld aan de orde, evenals de bedreigingen voor de media, de veranderde positie van de OAS (Organisatie van Amerikaanse Staten), de rol van de VS, de betekenis van de recente linkse golf, en nog veel meer. Smith ziet die linkse golf vooral als een reactie op de getemde, gematigde, dociele democratieën. Ze hebben, behalve uiteindelijk in Venezuela, de democratie zeker bevorderd. De auteur keert zich nadrukkelijk tegen enkele bekende opvattingen, zoals het idee dat door de Spaans-hiërarchisch-katholieke koloniale erfenis Latijns Amerika niet geschikt zou zijn voor democratie. Veel Latijns-Amerikanen hebben juist herhaaldelijk hard gestreden voor democratie en vrijheidsrechten. Smith steunt evenmin het wijdverbreide idee dat de middenklassen de ruggengraat van de democratie vormen en democratie bij hen vanzelfsprekend in goede handen is. Hun rol is zeker belangrijk en soms doorslaggevend, maar ze hebben zich nogal ambivalent opgesteld tegenover democratie, sterk bepaald door de omstandigheden.
Alarmerende geluiden
In het concluderende vierde deel zien we Smith worstelen met de beoordeling van de huidige democratieën. Natuurlijk vormen ze een enorme vooruitgang na de militaire dictaturen van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Maar nog steeds zijn de meeste democratieën mager en weinig diep gegrondvest, nog illiberaal. Burgers vinden democratie duidelijk nog niet “the only game in town”. Autoritaire terugval is er afgelopen kwart eeuw weinig geweest, maar verdieping evenmin. Militaire staatsgrepen met daarop volgende dictaturen zijn niet erg waarschijnlijk, maar een geleidelijke uitholling van rechten en vrijheden ligt in sommige landen op de loer.
Gelukkig vervalt Smith niet in de in West-Europa en Latijns Amerika voorkomende neiging om bij enige terugval meteen een ‘crisis van de democratie’ of zelfs ‘het begin van het einde van de democratie’ te verkondigen. De jaarlijkse democratie-overzichten van weekblad The Economist geven Smith gelijk. De afgelopen tien jaar is de kwaliteit van de Latijns-Amerikaanse democratieën op hetzelfde peil gebleven. Alarmerende geluiden komen wel van Marta Lagos, de directrice van het onderzoeksbureau dat de jaarlijkse de enquêtes van de Latino Barómetro organiseert. In een interview met de Chileense internetkrant El Mostrador van afgelopen 27 oktober toont ze zich somberder dan waar de onderzoeksresultaten aanleiding toe geven.
Verbazing
Natuurlijk valt er op de nieuwe editie van het boek van Smith wel wat aan te merken. Te vaak, zoals bij grafieken in het historische hoofdstuk 1, gaat het maar tot 2000 en niet tot 2015 of later. Dat geldt ook voor sommige landen. Nu lijkt het of in Argentinië de processen tegen misdadigers van de militaire dictatuur (1976-1983) allemaal zijn gestopt (ze zijn juist na een paar jaar met kracht hervat) en is onduidelijk hoe de diepe politieke crisis van 2001-2002 is opgelost. Daarbij was – gezien eerdere crises in Argentinië – opmerkelijk dat de steun voor democratie toenam, er geen sprake was militair ingrijpen en presidentsopvolgingen via de regels verliepen. Ook besteedt Smith weinig aandacht aan hoe het drugs-gerelateerde geweld in Midden-Amerika de vaak zeer magere democratieën zwaar op de proef stelt.
Het in de ondertitel genoemde vergelijkende perspectiefkomt komt goed uit de verf op historisch gebied en bij verschillen binnen Latijns Amerika tussen landen en regio’s. Vergelijkingen met Europa, Azië, Afrika en het Midden-Oosten ontbreken echter. Die hadden meer diepgang en bredere perspectieven kunnen bieden en kunnen helpen bij de beoordeling van de kwaliteit van de huidige Latijns-Amerikaanse democratieën. Zelfs Europa komt nauwelijks aan bod. En als dat een keer gebeurt, worden tot mijn verbazing Frankrijk en Duitsland samen genoemd omdat ze allebei een semi-presidentieel stelsel zouden hebben.
De tekst wordt ondersteund door niet minder dan 34 kaders, 32 tabellen en 45 grafieken. Er zijn ook handzame bijlagen met overzichten van 1900 tot 2015 per land over het politieke regime (democratisch, semi-democratisch, oligarchisch of niet-democratisch) en van geslaagde militaire staatsgrepen. Het uitstekende register en een thematische lijst van aanbevolen literatuur helpen de lezer verder op weg. Ondanks een paar kritische punten is het een voortreffelijk boek, dat veel interessante inzichten combineert met een breed overzicht en tevens een handig en toegankelijk naslagwerk is.
Peter H. Smith en Cameron J. Sells, Democracy in Latin America. Political Change in Comparative Perspective. Oxford-New York: Oxford University Press, 3e druk, 2017, 383 pag. ISBN 9780190611347, € 46,95