Iedere zichzelf respecterende reisboekhandel heeft er een aparte plank voor gereserveerd: boeken van reizigers die per fiets een exotisch land doorkruisen en duizenden kilometerers met tegenwind afleggen. In Nobody Rides for Free volgen we John Francis Hughes (1970) op zijn belevenissen per tweewieler. Vertrekpunt is Vancouver, Canada, zijn thuisplaats. Via de Verenigde Staten trapt hij door Midden- en Zuid-Amerika (Colombia, Ecuador, Peru en Brazilië). Een groot deel van het boek wordt in beslag genomen door zijn liftavonturen in Noord-Amerika, na zijn fietsodyssee, op weg naar huis.
Hughes, een voormalig fietskoerier, heeft een journalistieke achtergrond en werkte bij de Canadian Broadcasting Corporation. In zijn jeugd gebruikte hij de nodige drugs en drank, een gewoonte die hij nooit helemaal achter zich heeft kunnen laten. Deze zwakte heeft hij niet van een vreemde. Openhartig vertelt hij over hoe hij als kind zijn vader als alcoholist zag afglijden.
Eigenaardig aan het relaas van Hughes is dat hij er niet voor kiest om echt over zijn fietsavonturen te verhalen. Hij reist verdacht veel met de bus, wat dat betreft. Dat mag echter niet deren. Centraal staan zijn belevenissen en bespiegelingen. De Canadees komt over als een eerlijke, sympathieke budgetreiziger, die niet altijd leeft volgens de geldende, maatschappelijke conventies. Onze berooide vriend heeft geen cent te makken en wordt – vooral in de VS – door zijn armoedige en ongewassen uiterlijk meewarig en wantrouwend aangekeken.
Over Latijns Amerika heeft Hughes niet veel bijzonders te vertellen. We lezen het standaardverhaal over een te groot blank lichaam, dat dubbelgevouwen meerijdt in te krappe, oude, afgedankte Amerikaanse schoolbussen met – natuurlijk – kippen en een waaghalserige chauffeur. De fiets ligt onder in het bagageruim of is bovenop het dak gebonden. Hughes is positief over wat hij tegenkomt. In El Salvador wordt hij gewaarschuwd voor de onveiligheid, maar hij ontmoet vooral gastvrijheid.
Met zijn stalen ros steekt hij per boot vanuit Panama over naar Cartagena, Colombia. Stevig op de pedalen trappend bestijgt hij de Andes, om tot rust te komen in de hoofdstad. In Bogotá slaat de verleiding genadeloos toe. Gehuisvest in Platypus hotel, een van de bekendste backpacker hangouts, ontmoet hij lieden die Colombia’s reputatie als drugswalhalla graag zelf willen ervaren. Hughes komt er bijna niet meer weg en wat volgt zijn brakke verhalen.
Over Noord-Amerika komt de lezer evenmin veel te weten. In die zin geeft de ondertitel A Drifter in the Americas de lading van het boek goed weer. Hughes zwerft door de Amerika’s, waarbij vooral de zonderlinge personages die hij in de VS ontmoet, het verhaal maken. Hughes lijkt de gave te hebben om de meest rare snuiters aan te trekken. Automobilisten die hem oppikken, zijn homoseksuele mannen die weinig subtiel aandringen op seks, racistische vrachtwagenchauffeurs en een pedofiele Cubaan. Hughes heeft moeite om zich deze geile kerels van het lijf te houden.
Nobody Rides for Free is een vermakelijk en vlot geschreven reisboek dat je niet per se leest voor diepere inzichten of om meer te weten te komen over de Amerika’s. Wel biedt het boek een inkijkje in iemands lotgevallen en beleef je avonturen die de meeste mensen niet zelf zouden (willen) meemaken.