Surinaamse roman over bijzonder leven tijdens de slavernij
Ze zeggen wel dat schrijvers eigenlijk maar 1 boek schrijven. Dat geldt zeker voor de Surinaamse schrijfster Cynthia McLeod (1936). Met de historische roman Zenobia. Slavin op het paleis werpt ze zich andermaal op het thema slavernij. Eerder schreef ze Hoe duur was de suiker (1987), verfilmd door Jean van de Velde, De vrije negerin Elisabeth (2000), Tweemaal Mariënburg (1997) en Tutuba (2013).
Zenobia speelt in 1725. Het koloniale Suriname verkeert in staat van bestuurlijke wanorde doordat de gouverneur wordt tegengewerkt door de lokale blanke elite. Onderling proberen ze elkaar af te troeven. De belangrijkste opponent is weduwe Audra, misi Graman genoemd door haar slaven. Ze heeft een huis in Paramaribo en laat op haar plantage Berg en Dal een heus paleis bouwen.
Slavin Zenobia is getuige van alle onrust. Als kindermeisje zorgt ze voor Gramans dochtertje misi Johanna. Zenobia’s moeder werkt als schoonmaakster, haar vader is een loweman, een weggelopen slaaf. Aan het begin van het verhaal is Zenobia, dan nog Afi geheten, een zevenjarig meisje dat ontwetend in slavernij opgroeit.
Muskieten wegwapperen
De lezer krijgt een idee van een slavenleven in die tijd, gezien door de ogen van een jong meisje. Zenobia leert het verschil tussen blank en zwart. Met harde hand door de meesters, met zachte dwang van haar moeder. Ze leert Nederlands spreken, lezen en schrijven met misi Johanna, bijzonder, want dat mogen slaven eigenlijk niet. Als ze ouder worden, groeien ze uit elkaar en meten ze zich de rollen aan die bij hun huidskleur ‘hoort’.
In vergelijking met andere slaven die op het platteland werken, heeft Zenobia het als kindermeisje in de stad redelijk goed. Ze heeft minder te maken met lijfstraffen. Wel zijn er bizarre ‘werkzaamheden’ zoals het onder de tafel zitten om de muskieten weg te wapperen.
Het geweld in het boek is beperkt en weinig expliciet. Toch is het verschrikkelijk om over de lijfstraffen te lezen, die onmenselijk wreed zijn. Een slaaf levend aan een haak ophangen, vierendelen met paarden, de Spaanse bok geven, onthoofden, het was aan de orde van de dag. Naarmate Zenobia opgroeit, constateert ze dat het ergste van de slavernij niet het werken is, maar het onzekere, altijd op je hoede zijn en de willekeurigheid van straffen. Een slaaf mag niet te slim of te brutaal zijn, dat is reden voor een pak slaag of erger.
Overigens gaan niet alleen de slaven dood. Ook blanke koloniale overheersers laten bij bosjes het leven, niet bestand tegen het tropische klimaat. En ze zijn bang voor een aanval van ontvluchte slaven die zich in het woud schuil houden.
Het mensbeeld dat de blanken hadden van de zwarte was dat van een minderwaardig mens, zonder intellectueel denkvermogen, als een dier. Dat weerhield blanke mannen er niet van om hun slavinnen seksueel te misbruiken en verkrachten, met rassenvermenging tot gevolg.
Historisch archiefonderzoek
Toch is het niet alleen kommer en kwel wat McLeod beschrijft. Ze toont ook de huiselijke sfeer met alledaagse taferelen. Zo sluit Zenobia vriendschappen met andere slaven, beleeft ze liefde en krijgt ze – uit liefde – een kind van een blanke man. En ze spaart om zichzelf vrij te kopen. Dat was niet makkelijk, maar ook niet onmogelijk. Misschien nog wel belangrijker is dat McLeod toont dat er soms sprake was van een emotionele band tussen slaaf en meester. Misi Graman en misi Johanna zijn gesteld op Zenobia, en vice versa. De werkelijkheid was dus genuanceerder dan je zou denken.
McLeods verdienste is dat ze de geschiedenis tot leven brengt en lezers op een toegankelijke en dragelijke manier een historische spiegel voorhoudt. Haar boek is gebaseerd op jarenlang historisch archiefonderzoek. Zenobia heeft echt bestaan.
Belangrijk detail in McLeods schrijfstijl in deze roman is het gebruik van passages in het Sranantongo, de taal die in Suriname is ontstaan onder de slaven. Dat geeft het verhaal authenticiteit. De vertaling staat onderaan de bladzijde, dus op zich is het geen probleem. Maar het haalt voor lezers die het Sranantongo niet machtig zijn soms het ritme uit het verhaal.
Oplettende lezers zullen opmerken dat McLeod af en toe elementen opvoert in haar boek die ze eerder uitwerkte tot romans, bijvoorbeeld de vrije negerin Elisabeth en de verwijzing naar het slavenschip dat in de monding van de Marowijnerivier met zeshonderd slaven aan boord zonk (Tutuba).
In ander werk vind ik McLeods schrijfstijl soms kinderlijk en belerend, maar dat is bij deze roman gelukkig nauwelijks het geval. Het is literair niet hoogdravend en gaat vooral om het thema en historisch bewustzijn. En ook al levert het niet veel nieuwe inzichten op, het kan nooit kwaad stil te staan bij de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Want slavernij is nog altijd een zwarte bladzijde in de Nederlandse koloniale geschiedenis.
Cynthia McLeod, Zenobia. Slavin op het paleis, Uitgeverij Conserve, Schoorl, 2015, ISBN 9789054293996, 362 pag., €19,99
Lees ook onze recensie van McLeods roman Tutuba. Het meisje van het slavenschip Leusden