Thee met amaretto, het is een vreemde combinatie. De hoofdpersoon van de roman Het verborgen leven van bomen geeft het ruiterlijk toe. Het kost de Chileense auteur Alejandro Zambra (1975) echter geen enkele moeite om aannemelijk te maken dat dit inderdaad het favoriete drankje was van de dertigjarige Julián in de periode dat hij zich wijdt aan schrijven en het observeren van een boom die groeit. Het geeft wel aan dat dit geen doorsnee roman is. Net zoals in zijn debuut Bonsai (zie La Chispa 355) speelt Zambra met de lezer en maakt deze voortdurend bewust van het feit dat hij een boek aan het lezen is.
Op zich is het verhaal eenvoudig: universitair docent Julián woont samen met zijn vriendin Verónica, taartenbakster van beroep, en haar achtjarige dochtertje Daniela. Hij houdt van haar als ware het zijn eigen kind. ’s Avonds als ze niet kan slapen, vertelt hij haar zelfverzonnen verhaaltjes over bomen die met elkaar praten en een eigen leven leiden. Ze wachten totdat Verónica thuiskomt, en dan zal het verhaal ook afgelopen zijn, zo leren we al in het eerste hoofdstuk.
Zambra’s schrijfstijl is doordacht, bij vlagen humoristisch maar bovenal ongrijpbaar. Vaak laat hij de lezer verwonderd achter. Het verhaal krijgt vooral gestalte door het onderliggende idee: liefde en het gemis ervan. Niet iedere lezer kan een verhaal waarderen waarbij zoveel ongeschreven blijft.
Alejandro Zambra, Het verborgen leven van bomen, Uitgeverij Karaat, 2010, Amsterdam, ISBN 9789079770038, 105 pag., €10,00, vertaling: Luc de Rooy